Erewoordweigeraar De Lange postuum onderscheiden
Eén gewone Nederlandse militair weigerde in 1940 zijn erewoord te geven dat hij zich niet tegen de Duitsers zou verzetten. Precies één. Pas woensdag ontving hij er een eerbetoon voor. Postuum.
Nietsvermoedend is de familie van Wim de Lange (1920-1976) naar het Arnhemse veteranentehuis Bronbeek gekomen voor de opening van ”Katjongs in Colditz”, de eerste tentoonstelling over de Nederlandse erewoordweigeraars uit de Tweede Wereldoorlog. Daar maakt Bronbeekcommandant kolonel Van Dreumel opeens bekend dat aan De Lange het Mobilisatie-Oorlogskruis is toegekend. Het ereteken wordt overhandigd aan De Langes jongste broer, de nu hoogbejaarde Philip. In de jaren tachtig zette hij zich tevergeefs in voor eerherstel van zijn broer.
Wim de Lange was een eenling, letterlijk. De 14.400 Nederlandse militairen die in mei 1940 krijgsgevangen waren gemaakt, mochten in juli naar huis als ze een erewoordverklaring tekenden. Dat was niet in strijd met de officierseed, zei schout-bij-nacht Heeris. Het was zelfs „in de gegeven omstandigheden in ’s lands belang”, vond landmachtchef kolonel Van Alphen. De militairen tekenden bijna allemaal.
Er waren er echter 69 die weigerden: 56 officieren, 12 marinecadetten –officier-in-opleiding– en Jan Willem (Wim) de Lange, een 20-jarige stoker 2e klas bij de Koninklijke Marine. Ze vonden tekenen indruisen tegen hun geweten. De prijs was hoog: ze bleven gevangen. Overigens trokken twee officieren hun verklaring later in, terwijl anderen ondanks hun belofte toch het verzet ingingen.
Opvallend was dat de meeste weigeraars behoorden tot het kleinste militaire onderdeel dat in Nederland aanwezig was: het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). De meerderheid –36– was zelfs in Nederlands- Indië geboren. Vandaar de expositietitel: katjongs – jonge Indiërs die naar Nederland kwamen. De Lange was een van hen.
„Ondertekenen voelde als toegeven aan een onbeschofte macht”, zegt de Bronbeekcommandant Van Dreumel. „Niet tekenen betekende echter afvoer in krijgsgevangenschap, met achterlating van alles wat je lief was en iedereen die je nodig had. Een duivels dilemma. Eer en principes zijn leuk, maar daar kocht niemand thuis iets voor.”
Toch tekenden de 69 niet. Ze verbleven achtereenvolgens in krijgsgevangenenkampen in het Duitse Soest, Juliusburg, Colditz, Stanislau en Neubrandenburg. De Lange mocht bij de officieren blijven doordat die de Duitsers op de mouw speldden dat hij een officier-in-opleiding was.
De Lange bleek door zijn handigheid cruciaal voor de vele ontsnappingspogingen die er werden gedaan. Die krijgen tijdens de expositie bijzondere aandacht. Foto’s tonen gaten die werden gegraven, lakens die aan elkaar werden geknoopt en nepuniformen die werden gemaakt om weg te komen. Dat lukte soms. Zelf mocht hij daarom niet weg.
Erkenning kreeg De Lange na de oorlog niet. Hij mocht de officiersopleiding niet volgen en nam daarom teleurgesteld ontslag. Hij kreeg ook nooit een onderscheiding. Tot deze woensdag. „Blij en dankbaar” is de familie ervoor, zegt zoon Bob ontroerd.
Andere nazaten van de erewoordweigeraars zijn er getuige van; Bronbeek nodigde hen uit voor een reünie. Er klinken Indische liedjes; liedjes die destijds in kasteel Colditz werden gezongen. Dan bezichtigen de nabestaanden de expositie, volgens de commandant „een monument voor een groep dappere kerels die overeind wist te blijven in de nazistorm.”