Dank aan het KNIL: drie gulden zakgeld
Soldij? Soldij kregen de ontslagen KNIL-militairen niet. Pensioen evenmin. Drie gulden zakgeld, dat was alles. De frustratie raakten ze nooit kwijt. Woensdag herdachten ze hun gevallen vrienden.
Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Zo fier als de naam klinkt, zo fier staan de twee soldaten in het KNIL-monument op het Arnhemse landgoed Bronbeek op hun post. Een Molukker en een Nederlander, in brons gegoten.
De jaartallen op de granieten plaat tussen hen in, 1830 en 1950, markeren het bestaan van het KNIL. Ze markeren ook de tragedie die zich voltrok toen Nederland Indië moest prijsgeven. Het KNIL –trouwe bondgenoot– werd overbodig, opgeheven, voor een deel naar Nederland afgevoerd.
Bij aankomst wachtte geen heldenontvangst, zegt de commandant van het regiment Von Heutsz. Hij citeert een opiniestuk in NRC van november 2017: Jeftha Pattikawa schreef wat hij tegen zijn opa, als die nog leefde, zou willen zeggen „over een veel te laat eerbetoon voor Molukse KNIL-militairen”: „Je vertelde me vroeger een keer hoe je hier op dienstbevel kwam en direct na aankomst een ontslagbrief in je handen kreeg gedrukt. Hoe je vervolgens met je gezin in een leegstaand concentratiekamp werd ondergebracht en geen soldij ontving, laat staan een veteranenpensioen. Werken werd jou moeilijk gemaakt, dus naast de drie gulden zakgeld per week die je ontving van de staat, was je genoodzaakt zwart bij te verdienen bij een boer. Jij en je voorgangers vochten voor Nederland vele oorlogen om de kolonie te beschermen en nu kleurden je handen rood van de bosbessen die je plukte om je gezin te onderhouden.”
Groot was de trouw van de KNIL-militairen aan Nederland. „Wrang genoeg negeerde datzelfde koninkrijk jou hier jarenlang.”
Het had zo heel erg anders gemoeten; dat krijgen de veteranen steeds weer te horen. Hun aantal wordt steeds kleiner; het is alweer 68 jaar geleden dat het KNIL werd opgeheven. Het was –zegt de commandant– „een roemrijk leger” dat er mede voor zorgde dat het Koninkrijk der Nederlanden de grootste omvang in zijn geschiedenis kreeg. Veel KNIL’ers waren vanaf 1942 gevangene van Japan. Na de bevrijding werden ze direct weer ingezet: „Onze regering bleef proberen haar kolonie, haar trots te behouden.” Militairen deden alleen hun plicht.
Rijst in de Kumpulan
De taptoe wordt geblazen. Stilte daalt over het Bronbeekterrein. Gevallenen worden herdacht. Ze vielen in de strijd tegen de Japanners; in de gevechten met onafhankelijkheidsstrijders.
In het Indonesië van na de souvereiniteitsoverdracht was voor de overlevenden geen plaats. Zeker niet als ze een onafhankelijke Molukse republiek wilden. Bij de herdenking heeft de Indonesische ambassadeur een ereplaats; hij wordt „met sterke gevoelens van vriendschap” verwelkomd.
Krans na krans wordt gelegd. De bataljonscommandant opent het defilé. Er is koffie in café Batavia, een rijstmaaltijd in de Kumpulan, een programma in de Indische Zaal; exotische namen uit een verleden dat steeds verder achter de horizon verdwijnt.