Kinderdoop gaat gepaard met vaste toezegging van de zaligheid
In de discussie over de kinderdoop is het heilzaam om in de leer te gaan bij Calvijn, die de doop ziet als een sterk bewijs van Gods liefde en goedgunstigheid, benadrukt Theo Post.
In de tijd van de Reformatie werd de kinderdoop aangevallen. Calvijn liet zien wie er achter deze aanval zat: de satan. De satan wil, volgens Calvijn, het teken van de kinderdoop wegnemen, om zo de rijke beloften die erin verzegeld zijn uit het zicht te laten verdwijnen. Zo wil hij ons beroven van vreugde en vertrouwen. Het is zijn doel de glans van Gods goedheid teniet te doen (”Institutie” 4.16.32).
Gelukkig hebben wij nog steeds de kinderdoop. Maar vreugde en vertrouwen hebben veelal plaatsgemaakt voor angst en onzekerheid. Veel jongeren hebben een hard godsbeeld.
Voor Calvijn is de kinderdoop een sterk bewijs van Gods liefde en goedgunstigheid (4.14.1). Het is de bevestiging van het verbond dat door de Heere met de kinderen gesloten is (4.16.21). God neemt als een zeer zorgzame Huisvader al direct na de geboorte onze kinderen als Zijn kinderen aan (4.16.32).
In de gereformeerde gezindte zijn we zuiniger geworden. Ik hoor: „Voor de Kerk ligt het genadeverbond eeuwig vast.” Of: „De doop is tot versterking van het geloof van de uitverkorenen.” Worden zo Gods beloften niet van hun kracht beroofd? Ook al word ik bij de doop met name genoemd, toch weet ik niet zeker of God mij wel echt bedoelt. De doop geeft mij zo net zo veel houvast als een brugleuning waarvan het niet zeker is of de bouten wel vastzitten.
Ismaël
Vaak wordt er in dit verband gewezen op Ismaël. Voor hem is de besnijdenis „een verzegeling van zijn verderf”, aldus ds. G. H. Kersten in zijn ”Dogmatiek”.
Nog vóórdat Ismaël besneden wordt, en zo het verbondsteken ontvangt, zegt God tegen Abraham: „Maar met Izak zal Ik Mijn verbond oprichten.” God lijkt dan met Zijn ene hand terug te nemen wat Hij met Zijn andere hand heeft gegeven. Maar dat kan niet waar zijn! God sluit Ismaël binnen het verbond, anders zou zijn besnijdenis absurd zijn (Calvijn, commentaar op Genesis 17).
In Genesis 17 openbaart God het dubbele karakter van het genadeverbond: de dood in Adam en het leven in Christus. God wijst Ismaël dus de weg. Niet de besnijdenis maakt hem zalig, maar het geloof in de Zoon van de belofte. De besnijdenis is de doodsteek voor het vrome vlees. De zoon van de slavin moet zijn zaligheid zoeken buiten zichzelf. Maar het vlees buigt niet. Ismaël veracht en haat Izak. Daarmee snijdt hij zichzelf af van het verbond waarin God hem liet delen. Maar juist dan bewijst God Zijn onverbreekbare trouw. In de woestijn hoort God (dat is de betekenis van ”isma-el”) zijn stem. Hij opent de fonteinen van heil.
Diezelfde onbegrijpelijke verbondstrouw schittert ook met Pinksteren. De Joden hebben Christus op de meest smadelijke manier verworpen. Maar de liefde van Jezus is ook na Zijn opstanding ongebroken. Ook al handelt Israël hier net als Ismaël (Gal. 4:29), toch trekt God Zijn beloften niet in. Ze zijn nog steeds „voor u en voor uw kinderen”. Het liefdeshart van de Vader gaat open en de pinksterlingen ontvangen de Heilige Geest. Hoe? Door de woorden van Petrus in te drinken als water.
Ongehoorzaamheid
Een brugleuning geeft iemand die dreigt te vallen pas houvast als hij die brugleuning vastgrijpt. Wij grijpen de ‘brugleuning’ van het Evangelie vast met de handen van het geloof. Niet als een actie van de vrome mens, maar als een crimineel die zich gewonnen geeft. We verliezen alle grond in onszelf en vinden het leven in Christus, Die ons door God geschonken is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing.
Deze Christus wordt ons in de doop aangeboden en toegezegd. Wat een genade! En hoe vast is deze toezegging. Want het Hoofd van het verbond heeft alle macht in hemel en op aarde.
Worden dan alle gedoopte kinderen zalig? Laten wij met heilige eerbied de schoenen van onze voeten trekken en voor alles Bijbels spreken. Nietige mensen verbreken van hun kant Gods verbond als ze blijven volharden in hoogmoed, ongeloof en ongehoorzaamheid. Ze maken God tot een leugenaar. Maar ook al worden ze buitengeworpen, ze blijven kinderen van het verbond. Juist dat zal de hel in de hel zijn, dat wij eeuwige liefde hebben vertrapt en versmaad. „Zij hebben mij zonder oorzaak gehaat” (Joh. 15:25b).
Wij maken ons geen zorgen over de bouten van de brugleuning. Die vallen onder de verantwoordelijkheid van het constructiebedrijf. Daar vertrouwen wij op. Zo moeten wij ook niet worstelen met de verkiezing en de verwerping. In Zijn Zoon heeft God Zich aan ons geopenbaard als de liefdevolle Vader Die onze eeuwige zaligheid op het oog heeft. Hij kan niet lager bukken. Wie Christus aangrijpt, is uitverkoren. Wie Hem verwerpt, verwerpt in Christus ook de Vader. Toch wankelt Zijn troon niet. Want door alles heen volvoert de Vader Zijn verborgen raad. Hier staat ons verstand vol eerbied stil. „O Heere, God der heirscharen! breng ons (reformatorisch Nederland) weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden” (Ps. 80:20).
De auteur is docent in het voortgezet onderwijs.