Opinie

Rijkdom kinderdoop rust op klassiek gereformeerde verbondsopvatting

Als we onze kinderen wel laten dopen, maar hun niet mogen voorhouden dat ze in het verbond van God zijn opgenomen, wordt dan niet de ziel uit de kinderdoop gehaald? reageren Kees Jansen en Henk Dijkgraaf.

Kees Jansen en Henk Dijkgraaf
28 May 2018 14:15Gewijzigd op 16 November 2020 13:23
„Paulus noemt de doop onder meer het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest (Titus 3:5).” beeld Sjaak Verboom
„Paulus noemt de doop onder meer het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest (Titus 3:5).” beeld Sjaak Verboom

Het verslag van de lezing over het genadeverbond die ds. A. Schot voor de Kontaktvereniging van Leerkrachten en Studenten hield (RD 19-5), liet ons nogal verbouwereerd achter. We vroegen ons af wat we onszelf en onze kinderen nog mogen voorhouden wat betreft verbond en doop.

Wij zijn geen theologen, maar de zes ”voorrechten” van de kinderdoop die de predikant noemde, gelden onzes inziens net zo goed voor kinderen die opgroeien in baptistengemeenten. Zou God niet-gedoopte kinderen niet willen redden (1)? Verkeerden de kinderen onder de prediking van Philpot en Spurgeon niet onder Gods inzettingen (2)? Maakte Hij met hen geen bemoeienissen (3) en beeldden ze het zich slechts in dat ze onder de verkondiging van Zijn Woord zaten (4)? Verzamelde God uit hen niet Zijn gemeente (5) en zouden deze kinderen nooit gerechtigd zijn geweest om God te bidden om een nieuwe geboorte (6)?

Omdat het antwoord op deze vragen overduidelijk ”nee” is, moet het werkelijke voorrecht van de kinderdoop toch echt meer zijn dan de uitspraak: „De Heere haalt uit jullie Zijn volk”, in de woorden van ds. Schot. Ook kinderen voelen wel aan dat ze, als dit de boodschap is, eerder verstrikt zullen raken in de uitverkiezing dan zekerheid zullen halen uit het genadeverbond. Wij maken ons daar dan ook grote zorgen over.

Catechismus

Misschien is het beter dat we ons het taalveld van de Schrift eigen maken. Paulus noemt de doop de besnijdenis van Christus (Kol. 2:11), het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest (Titus 3:5) en het afwassen van onze zonden (Hand. 22:16). Je zou deze teksten natuurlijk kunnen citeren onder het motto ”Er staat niet wat er staat”, maar daarmee geven we onze kinderen een cryptogrammenbundel, niet het levende Woord van God.

Het is begrijpelijk te denken dat wie op zo’n hoge toon over de doop spreekt wel de volwassenendoop op het oog moet hebben. Maar hoe begrijpelijk dat ook moge zijn, de Heidelbergse Catechismus leert ons anders: de kinderen zijn net zo goed begrepen in het verbond van God als de volwassenen en hun wordt „door Christus’ bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd” (antwoord 74). Daarom kan Petrus op het pinksterfeest zeggen dat de beloften zowel voor ons als voor onze kinderen zijn (Hand. 2:39).

Deze beloften (van de verlossing van de zonden en van de Heilige Geest, Die het geloof werkt) krijgen kinderen in baptistengemeenten wel degelijk te horen, maar ze worden niet aan hun voorhoofden verzegeld. Dat lijkt ons onder de maat.

Maar als we onze kinderen wel laten dopen, maar hun niet mogen voorhouden dat ze in het verbond van God zijn opgenomen –slechts onder de (uitwendige) bediening ervan of op het erf ervan, zo u wilt–, wordt dan niet de ziel uit de kinderdoop gehaald? En, belangrijker nog, hoe leren we onze kinderen op God te vertrouwen als zij er niet van uit kunnen gaan dat Zijn vaderlijke goedheid ook hun geldt en het offer van Christus hun ten goede komt?

Als we de klassiek gereformeerde verbondsopvatting niet meer aanhangen, op grond waarvan zullen we onze kinderen dan laten dopen? Gewoonte of bijgelovigheid? Of omdat er een uitverkiezing is?

Waarom zouden we onze kinderen niet inprenten wat de Schrift en de gereformeerde traditie ons voorhouden? God is met ons een verbond aangegaan, waarin Hij toezegt dat Hij onze Vader is, waarin Christus ons belooft dat Hij ons wast in Zijn bloed, door ons in te lijven in Zijn dood en opstanding, en waarin de Heilige Geest verzegelt dat Hij altijd bij ons wonen wil en ons toe-eigent wat wij in Christus hebben: de afwassing van de zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven (doopformulier).

Daarom houden wij onze kinderen, met gegronde hoop, de oproep tot geloof en bekering voor, in biddend uitzien naar wat de Heilige Geest in hen zal werken, naar Zijn belofte, aan ons verzegeld in de doop, die immers een „ontwijfelbaar getuigenis is dat wij een eeuwig verbond met God hebben” (doopformulier). Wij hebben zelfs voor Gods aangezicht beloofd dit te zullen doen. We kunnen dan ook niet anders dan instemmen met Psalm 100: „Weet dat de Heere is God; Híj heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.”

De auteurs zijn docent in het voortgezet onderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer