Ds. A. Schot spreekt voor de KLS over de betekenis van het genadeverbond in het onderwijs
Hoe denk je over het verbond der genade? Onze visie op het genadeverbond is van wezenlijk belang voor onze visie op het kind. Zijn onze kinderen in het genadeverbond? Is het genadeverbond nog een genádeverbond? Vragen die vrijdagavond langskwamen op de voorjaarsvergadering van de Kontaktvereniging van Leerkrachten en Studenten (KLS) in Barneveld.
Spreker was ds. A. Schot van de gereformeerde gemeente te Nunspeet. Hij haalde onder andere dominee Hellenbroek aan, die zegt: „De HEERE handelt verbondsgewijze met de mens.” „De HEERE ziet ons aan in ons verbondshoofd. Zijn we nog in Adam? Dan ziet Hij ons aan als verdoemelijke zondaren. Zijn we in Christus, hoe gebrekkig in onszelf, dan ziet Hij toch geen zonde meer in ons.”
Uitleggen aan kinderen hoe de HEERE verbondsgewijze handelt, kan volgens ds. Schot aan de hand van het voorbeeld van een koning. „Een koning sluit een verbond met een naburig land. De koning zet zijn handtekening. Als de koning de afspraak breekt, komt er oorlog. Alle burgers ervaren daar de nadelige gevolgen van.”
De Bijbel leert ons volgens de predikant uit Nunspeet drie verbonden: het werkverbond, het genadeverbond, maar ook het natuurverbond. „Er zijn echter maar twee verbonden betreffende de eeuwige staat van de mens. Het is goed om bedenken dat het natuurverbond handelt over algemene, tijdelijke zaken. Dat moeten we goed onderscheiden in deze tijd waarin het algemene zo vaak voor het bijzonder aangezien wordt.”
Ds. Schot noemt zes voorrechten van hen die leven onder de bediening van het genadeverbond. Als eerste het voorrecht dat wij door de doop in de ark van de zichtbare kerk mogen zijn. „Noach en zijn acht zielen waren in de ark. Heel de wereld om ons heen, verdrinkt, maar wij mogen door de doop in de ark van de kerk zijn. Wat een voorrecht!
Als tweede: De HEERE bevoorrecht zijn volk Israël. Hij leidt hen uit Egypte, en brengt hen onder wolk en Zijn inzettingen.
Het derde voorrecht is dat de HEERE bemoeienissen maakt met gedoopte mensen. In het dankgebed bij de doop noemen onze vaderen dat Gods Vaderlijke goedheid. Die betreft de uitwendige bondelingen.
Het vierde voorrecht dat de doop mensen die leven onder het genadeverbond brengt onder de verkondiging van Gods Woord. Dat noemt Paulus het grootste voorrecht van de Jood.
Het vijfde voorrecht is dat leerkrachten tegen hun leerlingen mogen zeggen: „De HEERE haalt uit jullie Zijn volk.” „Dat kun je niet zomaar zeggen als je op de markt staat. Wij leven onder de bediening van Gods verbond.”
Bij het laatste voorrecht citeert ds. Schot Ledeboer die zegt dat de doop een grond geeft om te vragen om wedergeboorte. Ds. Schot heeft moeite met de uitdrukking ”pleiten op de doop”. „We kunnen geen rechten ontlenen aan de doop, wel voorrechten.”
Belangrijk is volgens de predikant uit Nunspeet dat we door de doop afgezonderd zijn. „Is dat onderscheid ook te zien tussen onze kinderen en de wereld? Mijn volk zal alleen wonen.”
Ds. Schot: „Het genadeverbond is echt een genádeverbond. We moeten oppassen om van het genadeverbond geen nieuw werkverbond maken. Dat gebeurt heel vaak. Alle voorwaarden zijn door Christus vervuld. Klaas Kuipenga zei het al: „Als ik nog één nagelschrap tot mijn zaligheid toe moet doen, dan is het voor eeuwig verloren.” Een kardinale fout is dat men mensen ziet als een partij in het genadeverbond. Dan maken we het genadeverbond tot een te verbreken verbond.”
Vragen
Na afloop van de lezing van ds. Schot was er gelegenheid tot vragen stellen.
Hoe moet ik omgaan met ongedoopte kinderen in de klas?
„Ouders van thuislezers dragen een grote verantwoordelijkheid. De HEERE zegt tegen de Israëlieten dat degenen die hun kind niet lieten besnijden, uitgeroeid moesten worden. Dat is heel aangrijpend. Dominee beseft wel dat er voor ouders allerlei overwegingen kunnen zijn. De HEERE laat Abraham ook Ismaël besnijden, maar Hij richt met Izak Zijn verbond op.
Behoort de wet tot het werkverbond of het genadeverbond?
„De wet was onder het verzoendeksel in de ark. De wet behoort daarbij dus zeker ook tot het genadeverbond. De wet is door Christus voor de Zijnen vervuld.”
We leren onze kinderen vaak als eerste Psalm 81 vers 12. Hoe moeten we hier het spreken zien over het verbond zien?
„De Heere spreekt op twee manieren. Soms heel direct vanuit het verbond. „Ik zal rein water op u sprengen, en gij zult rein zijn.” Zegt de HEERE dit tegen heel het volk Israël? Nee, deze belofte geldt de uitverkorenen. Maar er zijn ook Bijbelteksten waarin de HEERE zegt, als de mens naar Hem hoort, dan zal Hij dat geven. Bijvoorbeeld: „Wend u naar Mij toe, wordt behouden.” Zo ook hier: „Doe Uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen. We moeten het in de context laten staan.”
Veel mensen zijn ruimer in het denken over de bestemming van jong gestorven kinderen, hoe komt dat?
„Dat wordt dan gebaseerd op de uitwendige betrekking tot het genadeverbond. Maar omdat we vaak sterker onder de indruk zijn van het sterven van jonge kinderen, speelt ons gevoel daar ook een grote rol. We hebben genade nodig om de HEERE dan Rechter te laten. De HEERE kent degenen die de Zijnen zijn.”