Landje–pik tussen politie en hulpverleners
Politieagenten eigenen zich steeds vaker de feitelijke hulpverlening en nazorg toe bij de aanpak van psychisch gestoorden, probleem– en hangjongeren en huiselijk geweld. Hulpverlenende organisaties vinden dat de politie zich in dergelijke gevallen moet beperken tot „crisisinterventie of acute hulpverlening".
In het rapport ’De kern van de taak’ houdt de organisatie Programma Politie en Wetenschap, die met een meerjarige onderzoek kennis vergaart over politie en publieke veiligheid, de verdeling van het werk tussen politie en hulpverleners tegen het licht. Die samenwerking blijkt de laatste jaren steeds meer vastgelegd in convenanten en protocollen. Ondanks die afspraken op papier constateren de onderzoekers dat politieagenten zich geregeld op het terrein van de hulpverleners begeven.
De eerste ingreep bij de probleemsituaties is volgens de hulpverlenende instanties een taak van de politie, omdat niet altijd duidelijk is of er bij de actie gevaar dreigt. De agenten zijn beter toegerust om bijvoorbeeld agressie in te dammen. Maar „feitelijke hulpverlening en ook nazorg zijn noch taak noch zaak van de politie, dat moet ze overlaten aan de (reguliere) hulpverlening", vinden de hulpverleners.
De agenten begeven zich volgens de onderzoekers regelmatig op het hulpverlenerspad omdat ze willen ingrijpen en sociaal–maatschappelijk betrokken zijn. Daarbij hebben ze „niet altijd fiducie in het optreden van uiteenlopende hulpverleningsinstanties".