Wederopbouw winkelcentra komt aarzelend op gang
In 2013 luidde toenmalig minister Kamp van Economische Zaken de noodklok over de leegstaande winkels in veel stedelijke centra. Vijf jaar later komt op tal van plaatsen de verbouwing op gang. Enigszins aarzelend, want hoe ontwikkelt zich de markt? Den Helder, eerder begonnen dan de rest, fungeert in de wereld van de retail vaak als voorbeeld. „Je zou het als een tweede wederopbouw kunnen zien.”
De bouwkraan torent hoog boven het nog deels afgeschermde pand. Op de bovenste verdiepingen komen appartementen. De winkelpanden op de begane grond hebben al een bestemming gevonden. De namen van de toekomstige bedrijven staan met grote letters op de doeken aan de zijkant.
De Beatrixstraat is een belangrijke scheidingsweg tussen winkels en woningen in Den Helder. De weg eindigt op de N250, in de volksmond bekend als de Texelroute. Honderdduizenden toeristen rijden in de zomer langs de oude stad naar de grote veerponten, die de verbinding met het eiland onderhouden. Het doorkijkje op de route tussen het uitgaansgebied en het station biedt hun een glimp van de veranderingen.
Wie door de winkelstraten van het noordelijkste stadje van Noord-Holland slentert, kan het niet ontgaan. De vernieuwing van het stadshart is in volle gang. Er wordt verbouwd, gesloopt, verplaatst en geschoven. In vijftien jaar tijd wordt er in het centrum en het uitgaansgebied op de aangrenzende oude rijkswerf voor 80 miljoen euro geïnvesteerd. In 2023 moet het aantal vierkante meters winkelruimte door sloop en/of herbestemming zijn afgenomen van 40.000 naar 24.000.
Dat was ook hard nodig, weet Ferdinand Vreugdenhil. Hij is directeur-bestuurder van Zeestad, de onderneming die twaalf jaar geleden door de provincie en de gemeente werd opgericht om de complete stedelijke vernieuwing van de marinestad ter hand te nemen. Vreugdenhil schrok toen hij voor de eerste maal kennisnam van het verpauperde geheel. „Dat was schokkend. Er waren veel leegstaande panden en het gehele stadscentrum maakte een verwaarloosde indruk.”
Droom
Dat was ook geen wonder, want de val van Berlijnse Muur, gevolgd door ontspanning tussen Oost en West, had aan het Nieuwediep al in de jaren negentig grote gevolgen. De marine moest jaren achtereen inkrimpen en er sneuvelden duizenden banen. Het sloeg de droom van bestuurders van een alsmaar groeiende stad met uiteindelijk meer dan 100.000 inwoners finaal aan diggelen. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd er zelfs nog uitgegaan van misschien wel 120.000 mensen. Anno 2018 telt Den Helder echter maar 56.000 inwoners. Ieder jaar neemt het inwonertal met enkele honderden zielen af.
Een sprekend voorbeeld van die droom is het enorme pand van V&D. Het staat sinds de instorting van het concern leeg, net als de paddenstoelachtige uitstulping van La Place. Vroom en Dreesman had in de marinestad de beschikking over maar liefst 6000 vierkante meter winkelruimte.
Het pand staat nu op het to-do-lijstje met projecten. Ook in dit geval prijkt achter de benaming de bestemming wonen, met winkels op de onderste verdieping.
Er is genoeg animo, denkt Vreugdenhil. Hij zegt dat de ondernemers „het weer zien zitten. De laatste jaren is het vertrouwen terug en dat geeft een stimulans. Natuurlijk helpt de economische groei, maar wij waren al aan de gang voordat de crisis voorbij was.”
Holle kiezen
Voor het winkelhart is na de oprichting van Zeestad vrijwel direct een masterplan opgesteld. Doelen waren het verkleinen en centreren van de winkels, verminderen van de zogenaamde aanloopstraten, verplaatsen van winkels uit het buitengebied naar het centrum, verhuizing van een aantal enigszins morsige coffeeshops en combinaties met woningbouw.
Net voor de economische crisis waren de plannen rond en stond de financiering van de projecten –ook de onrendabele– vast. Van de recessie zelf had het winkelhart maar beperkt last. De bodem was al bijna bereikt, hoewel in de nasleep van de crisis wel enkele filialen van grote ketens hun deuren sloten en daarmee het aantal holle kiezen in de straten nog toenam.
Er werd begonnen met relatief eenvoudige maatregelen, die het aanzicht van de winkelstraten veranderden. Zoals nieuwe bestrating, meer groen, het weghalen van een overkapping om licht en ruimte te creëren en gevelverbetering. Bij vernieuwing van winkels is in een aantal gevallen de beleving vergroot. Zo heeft een modewinkel een horecavergunning gekregen. Dat leidde onder meer tot een terras buiten. Er is ook een pilot met training in gastvrijheid voor winkelpersoneel gestart.
Oude gevels
Verschillende gevels van winkels zijn opnieuw gemetseld, andere volgen nog. Vreugdenhil: „Den Helder behoort tot de plaatsen die tijdens de Tweede Wereldoorlog het zwaarst zijn getroffen. De bombardementen hebben een groot deel van de historische binnenstad verwoest. We hebben onderzoek laten uitvoeren naar de gevels van toen. Die komen nu weer terug. In combinatie met alle andere maatregelen zou je bijna kunnen spreken van een tweede wederopbouw.”
Ingrijpend waren de verplaatsing van de schouwburg naar een monument op de oude werf en het verbouwen van een monumentale school aan de rand van de N250 tot bibliotheek. „Die twee zijn onze juweeltjes”, zegt Vreugdenhil. Van daaruit is de uitvoering van het masterplan verder doorgezet. In 2023 moet de vernieuwing afgerond zijn.
Naargeestig
Bij ondernemersverenigingen en besturen van andere gemeenten is Den Helder de laatste tijd een favoriete bestemming. Met hele groepen komen ze naar Noord-Holland om te zien hoe de problemen in het winkelcentrum het beste te lijf kunnen worden gegaan. Door de sluiting van vooral mode-, schoenen-, cadeau- en elektronicazaken is de leegstand overal fors opgelopen. Winkelstraten zijn onaantrekkelijk geworden en de veeleisende consument, steeds meer op zoek naar beleving, mijdt de steeds naargeestiger delen. Mede door het optreden van voormalig minister Kamp (zie ”Samen werken aan aantrekkelijke winkelcentra”) lijkt het tij te worden gekeerd. Op veel plaatsen in Nederland worden winkelcentra inmiddels aangepast.
Vreugdenhil verklaart het succes deels uit het oprichten van een apart bedrijf dat zelfstandig de schatkist voor stedelijke vernieuwing beheert. „Geen wisselend projectmanagement, wel continuïteit en expertise”, zo houdt hij belangstellenden voor. Eén bedrijf met eigen bevoegdheden vormt de motor achter de vernieuwingen. Daarbij wordt er nauw samengewerkt met het vastgoedbedrijf van de woningstichting en de ondernemersvereniging.
Napoleon
De stad was zo onaantrekkelijk geworden dat met kleine ingrepen al direct flinke verbeteringen zichtbaar werden. Ook de werf, voorheen de schrik van de bestuurders die geen raad wisten met de leegstaande gebouwen, vormt volgens Vreugdenhil nu „een troefkaart.” De in opdracht van Napoleon verrezen marinegebouwen zijn gerestaureerd. Vrijwel alles is weer in gebruik. Op het terrein zijn enkele musea gevestigd.
Den Helder wil graag een graantje meepikken van de vele toeristen die jaarlijks naar Texel gaan. „Velen weten niet wat we in huis hebben: de grootste bollenvelden van Europa, de haven, een juttersmarkt, de historische Stelling van Den Helder en straks een aantrekkelijk winkelhart. Een miljoen mensen trekken jaarlijks langs en door de stad. We zijn geen Amsterdam en kunnen qua toeristische aantrekkelijkheid niet concurreren met het eiland, maar willen wel graag dat de vakantiegangers ons een dagje bezoeken.”
Dit is het slot van een tweeluik over winkels in stedelijke centra. Het eerste deel stond woensdag op de economiepagina.
Samen werken aan aantrekkelijke winkelcentra
De opkomst van internetwinkels sloeg het voorbije decennium flinke gaten in de winkelstraten. De economische crisis deed er in de periode tussen 2008 en 2013 nog een schepje bovenop.
Met name in streekcentra en middelgrote plaatsen heeft dit tot grote gaten in de winkelstraten geleid. Overheid, vastgoed- en verhuursector, retail en ondernemers uit de cultuur- en horecasector en eigenaren van winkelbedrijven in het buitengebied sloegen op initiatief van toenmalig minister van Economische Zaken Kamp vijf jaar geleden de handen ineen. Hun zogenaamde retailagenda bevat negentien actiepunten. Volgens voorlichter Paul te Grotenhuis van InRetail, de grootste brancheorganisatie van de non-foodsector, zijn die bedoeld om het verdienvermogen van de winkelcentra te vergroten en deze weer aantrekkelijk te maken voor het grote publiek. Voor de hand liggende maatregelen zijn het verminderen/weghalen van de aanloopstraten naar het centrum, het verplaatsen van winkels aan de rand naar het centrum en het opknappen van gebieden die een verpauperde indruk beginnen te maken.
Inmiddels werken circa 140 gemeenten en alle provincies samen in de retailagenda. Vooral middelgrote gemeenten hebben er belang bij om hun centrumfunctie een oppepper te geven. Maar ook grotere steden zoals Den Haag, Eindhoven, Groningen, Breda en Den Bosch zijn aangeschoven. In de periferie hebben sommige gemeenten eveneens de handen ineengeslagen, zoals in de Achterhoek. Een stad als Amsterdam doet niet mee. Daar staan winkelbedrijven nog steeds in de rij om een plekje in het centrum te bemachtigen.
Begin dit jaar is afgesproken om tot 2020 vijf thema’s nader uit te werken. Naast regionale afstemming en transformatie van het winkelgebied zijn dat de flexibilisering van de huurmarkt, scholing van het personeel en het opzetten van een kenniscentrum. Zo wordt er bijvoorbeeld met vastgoed- en huurbazen overlegd over lagere huurprijzen voor kleine lokale ondernemers. „Zodat een slager ook de kans krijgt zich in het hart van de stad te vestigen.”
Om kennis te bundelen werken de deelnemende gemeenten aan de oprichting van een nieuw kenniscentrum als opvolger van het hoofdbedrijfschap detailhandel. Op enkele plaatsen zijn er gastvrijheidspilots. „Zo is het beheersen van de Duitse taal een uitstekend middel om in het oosten van het land de buitenlandse gasten te ontvangen.”
Retaildeskundige: Evenwicht pas rond 2020 bereikt
Het evenwicht in de winkelmarkt is nog niet hersteld. Retaildeskundige dr. Cor Molenaar verwacht dat de omzet van fysieke winkels voorlopig blijft dalen. Op dit moment bedraagt die op jaarbasis 2 procent.
Molenaar sprak in 2015 in deze krant de verwachting uit dat nog 30 procent van de fysieke winkels eraan moest geloven. Voor een deel is dat de afgelopen jaren bewaarheid geworden. Vooral de kleding-, elektronica- en schoenensector had en heeft het zwaar, „De stijging van de onlineverkopen, momenteel op jaarbasis circa 10 procent, gaat nog wel even door.” Hij verwacht dat er pas over enkele jaren, rond 2020, een zeker evenwicht in de markt bereikt zal zijn.
In gemeenten boven de 100.000 inwoners gaat het met de winkelcentra in het hart van de stad best goed, maar hebben de detaillisten buiten de kern het moeilijk. Molenaar: „En in wat kleinere gemeenten zijn de winkelcentra vaak afgedaald tot een niveau van een supermarkt met enkele kleinere winkels eromheen.”
Het dieptepunt is nog niet bereikt „omdat onlinemarktpartijen als Zalando en Amazon op dit moment de detailhandel een nieuwe slag toebrengen. Ze bieden door hun schaalgrootte meer service dan andere onlinewinkels tegen een nog lagere prijs.”
Grote veranderingen doen zich verder voor op de foodmarkt. „De consument bepaalt. Als die massaal voor lagere prijzen gaat, tast dat het bestaansrecht van de lokale winkel aan. Kopers kunnen thuis rustig kijken en prijzen vergelijken. Fysieke winkels kunnen daar niet tegen op. Ze hebben wel kansen als het gaat om service en vakkennis. Belangrijk is dat ze in de huid van de consument kruipen en afstand nemen van het aanboddenken. Dat laatste is helaas nog niet altijd het geval.”
De verbouwing van diverse winkelcentra in grote en middelgrote steden beoordeelt de retaildeskundige als positief. „Dat biedt mogelijkheden om onderscheidend bezig te zijn met boetiekjes, lokale bedrijven en een breed aanbod aan horeca. Je onderscheiden, daar gaat het om. Ik weet van een bruidswinkel in een kleinere gemeente die klanten uit het hele land trekt. Het kan dus wel.”
De economische opleving maakt op hem weinig indruk. „Die komt tot op heden niet tot uiting in het loonzakje, zodat de vraag naar goedkopere producten blijft. Het enige wat toeneemt, is de werkgelegenheid. Hoewel ik in mijn omgeving vooral hoor praten over parttimebanen.”