Vakbond voor de dominee
Betere traktementen en hogere pensioenen. Daarvoor gingen predikanten honderd jaar geleden de barricaden op. De Bond van Nederlandse Predikanten (BNP) komt sindsdien op voor de belangen van predikanten. De vakbond voor dominees bestaat een eeuw.
Het leven was duur tijdens de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog. Armoede ging de pastorie niet voorbij. Net als elders in Europa begon het idee van een eigen vakorganisatie voor predikanten steeds meer te leven.
Terwijl er in oktober 1917 in Rusland een revolutie gaande was, plaatste een aantal predikanten in Nederlandse kerkbladen een oproep om de oprichting van een predikantenbond te steunen. Ongeveer tachtig predikanten gaven daaraan gehoor. Ze richtten op 9 april 1918 de Bond van Nederlandse Predikanten op, met als doelstelling „de behartiging van al die belangen, welke betrekking hebben op de maatschappelijke en materiële positie van den Nederlandschen predikant in zijn ambt.” Concreet: de traktements- en pensioenregelingen voor predikanten en de verzorging van hun weduwen en wezen.
De grote ideoloog achter de Bond van Nederlandse Predikanten was bestuurslid ds. Oepke Noordmans, hervormd predikant in het Friese Suameer. „Wat in het algemeen tot de arbeiders is gesproken, dat geldt ook voor de geestelijke werkers”, vond hij: „Arbeiders, organiseert u.” De arbeider is immers zijn loon waardig en een dorsende os mag je niet muilkorven.
Ds. Noordmans verdedigde als bestuurslid én als theoloog de verbinding tussen geest en materie, tussen ambt en traktement. De Bond had succes: na enkele jaren van actievoeren trad verbetering op met de invoering van een reglement voor de predikantstraktementen (1920) en een reglement voor het pensioenfonds van de Nederlandse Hervormde Kerk (1925).
Geestelijk karakter
Het ledental van de Bond van Nederlandse Predikanten groeide snel; ook emeriti en studenten gaven zich op. De leden kwamen uit allerlei kerken en richtingen: remonstranten, doopsgezinden en luthersen. „Alleen predikanten uit de Gereformeerde Kerken in Nederland sloten zich niet aan”, zegt BNP-directeur ds. mr. J. W. Verwijs uit Utrecht. „De kerk ontraadde hen deel te nemen, want ze vond de Bond te materialistisch en vakbondsachtig. Dat was in strijd met het geestelijk karakter van het ambt.”
De gereformeerden gingen in de loop van de vorige eeuw overstag. De Vereniging van Predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland (VPGKN), opgericht –in 1911, beperkte zich tot het organiseren van conferenties. Pas later werd belangenbehartiging een doelstelling (1984). Met de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in 2004 gingen de BNP en de VPGKN volledig samen.
De BNP is weliswaar een vakbond, maar staken zullen predikanten niet snel doen, zegt ds. Verwijs. „Ik ken er maar twee die dat wel hebben gedaan: Calvijn en Farel. Na een conflict in Genève over de avondmaalspraktijk werden beide reformatoren verbannen. En er waren natuurlijk weleens predikanten die in een arbeidsconflict weigerden de kansel op te gaan.”
Samen met anderen stelt de BNP traktementen en arbeidsvoorwaarden voor predikanten vast. Zonder de activiteiten van de Bond zou het inkomen van predikanten nu beslist een stuk lager zijn, denkt de BNP-directeur. „De Bond komt op voor een behoorlijk inkomen. Met twee derde van de dienstdoende predikanten van de Protestantse Kerk in Nederland als lid hebben we een hoge organisatiegraad.”
Druk uitoefenen
De BNP is niet alleen een vakbond, maar ook een beroepsorganisatie. „In de Protestantse Kerk zijn we als zodanig erkend. Zo hebben we het afgelopen jaar een rol gespeeld in de plannen om de mobiliteit van predikanten tussen gemeenten te bevorderen. We worden daarin gehoord.”
Het woord staken staat niet in het woordenboek van de BNP. Druk uitoefenen wel. „Toen de kerkleiding wilde besluiten dat alle predikanten binnen twaalf jaar naar een andere gemeente moeten uitzien, hebben we gezegd: Dat gaat ons te ver. Uiteindelijk heeft dat voorstel het niet gehaald.”
De Bond van Nederlandse Predikanten geeft verder advies als predikanten vragen hebben over bijvoorbeeld preekbeurten, hulpdiensten in andere gemeenten, de pastorie of betaling aan de fiscus. „We geven ook individuele begeleiding aan predikanten in conflictsituaties of bij een burn-out. Dan proberen we een regeling te treffen. Wat dat betreft doen we meer dan een vakbond, waar het contact nooit zo persoonlijk is. We zijn als het ware een ”pastor pastorum”, een pastor voor predikanten.”
Conflicten komen steeds vaker voor in de kerk, signaleert ds. Verwijs. „Er zijn steeds minder predikanten, maar de hulpvraag neemt toe. Dat komt doordat de kerk het moeilijker krijgt: de ledentallen en financiën lopen terug en gemeenten met een verschillend karakter worden samengevoegd. Alle problemen komen dan op het bordje van de dominee.”
Het predikantschap is in de loop van de jaren dan ook zwaarder geworden, denkt ds. Verwijs. „De vanzelfsprekendheid in het predikantschap is voorbij. De geloofscrisis in de maatschappij speelt ook in de kerk. De verscheidenheid neemt toe. Mensen verwachten van de predikant dat hij of zij een inspirerende voorganger is. Dat geeft druk.”
Deeltijd
Steeds meer predikanten werken in deeltijd. Wat dat betreft is er niet zo heel veel verschil met honderd jaar geleden, aldus ds. Verwijs. „Er waren destijds veel predikanten die moeite hadden om rond te komen. Ze verdienden wat bij als landbouwer, journalist, docent, vertaler of zelfs als verzekeringsagent. In sommige kerken zien we nu iets vergelijkbaars gebeuren. Vooral voor beginnende predikanten is het predikantschap niet meer de enige broodwinning. Vaak moeten ze er iets naast doen.”
Desondanks speelt roeping bij vrijwel alle predikanten een grote rol, weet ds. Verwijs. „Roeping en ambt vormen voor de meesten het fundament voor het werk als predikant. De een zal het een roeping van God noemen, een ander een roeping via mensen. Hoe je het ook ziet, deze roeping blijkt belangrijk om het werk geestelijk vol te kunnen houden.”
In de kerk wordt het predikantschap steeds vaker gezien als een gewone baan, als het uitvoeren van bepaalde taken. „Kerkenraden stellen zich dan op als werkgevers, als managers. Ze maken een takenlijst voor de predikant, houden functioneringsgesprekken en beoordelen hem op zijn functioneren. De BNP heeft geen bezwaar tegen dergelijke zakelijke aspecten, maar je ziet wel dat het predikantschap daardoor vaak wordt versmald tot een professie. Het ambt raakt buiten beeld.”
De BNP draagt niet een bepaalde ambtsvisie uit. „We hebben leden uit de breedte van de kerk en willen niet aansturen op theologische tegenstellingen. Wel hebben we recent een gespreksnotitie voor predikanten opgesteld, waarin we de betekenis van het ambt onderstrepen.
Het ambt hoort bij de gemeente. Er is sprake van een soort wisselwerking: het ambt staat tegenover de gemeente, maar het vertegenwoordigt die ook. De vrijheid van het ambt is niet vrijblijvend. De predikant is geroepen de gemeente vanuit het Woord te dienen.”
Volgens ds. Verwijs laat de geschiedenis een golfbeweging zien in de visie op het ambt. Aanvankelijk stond het ambt hoog in aanzien, vervolgens verzakelijkte het, en tegenwoordig is weer meer aandacht voor het geestelijk aspect van het predikantschap. „In de Protestantse Kerk was de zakelijke visie op het ambt dominant. Nu komt er meer aandacht voor de geestelijke kant. We moeten niet alleen naar de taken en de productie kijken, maar ook naar de inhoud.
De predikant is een verbindende figuur in de gemeente. Hij geeft geestelijk leiding. Dan kom je al snel uit bij de klassieke termen: de predikant is dienaar van het Woord, herder en leraar. Nee, we willen de predikant niet op een voetstuk plaatsen. De predikant als notabele heer – die tijd is voorbij.”
Oefenen in de kunst van het bewaren
Niet alleen de positie van predikanten veranderde in honderd jaar tijd, ook hun studeerkamer. Ds. F. W. Verbaas: „Jonge predikanten zijn steeds minder geneigd tot het bouwen van bibliotheken.”
De hervormde predikant uit Heusden leverde een bijdrage aan de bundel ”Preektijgers, pastores, pioniers” (uitg. Boekencentrum), die maandag tijdens de jubileumdag van de Bond van Nederlandse Predikanten in Utrecht wordt gepresenteerd.
Woordenboeken, concordanties, naslagwerken, commentaren, preekhulpen, theologische bestsellers – tegenwoordig is vrijwel alles via internet te raadplegen. Deze theologische digitalisering heeft voordelen, zegt ds. Verbaas. „Het is vreselijk handig en het scheelt een heleboel geld en stoffigheid.”
Maar er zijn ook nadelen. „Zo zullen predikantskinderen zich steeds minder kunnen vergapen aan de geheimzinnigheid van een kamer vol boeken. En, omgekeerd, predikanten zullen zelf steeds minder dagelijks worden aangestaard door de theologische traditie.”
De fysieke aanwezigheid van de boeken van vroegere theologen herinnert hem iedere dag aan hun wijze van denken, spreken en in het leven staan. „Met hun rug kijken ze me aan, bevragen ze me, irriteren ze me, houden ze me scherp, bij de les. Ook daarom vind ik het, net als mijn vader eertijds, fijn om die boeken om mij heen te hebben.”
Naarmate de digitalisering van de theologie zich voortzet, zal het herinnerende en appelerende aspect van het fysieke boek verloren gaan. „Het is niet anders”, vindt ds. Verbaas. „Ik adviseer jonge predikanten die het vooral van hun computer en e-reader moeten hebben om portretten van hun theologische helden in hun studeerkamer op te hangen. Of als screensaver te installeren. Als oefening in de kunst van het bewaren.”