Lessen trekken uit de Molukse geschiedenis
In 1951 kwamen de Molukkers naar Nederland, maar nu pas is er een hoogleraar Molukse geschiedenis. Recent hield prof. dr. Fridus Steijlen zijn oratie. „De overheid kan voor het integratiedebat veel leren van de wijze waarop er met deze groep is omgegaan.”
Steijlen verdiept zich al vele tientallen jaren in het wel en wee van de Molukkers, een bevolkingsgroep die is verdeeld over twee werelden. De meesten wonen op eilanden die deel uitmaken van de grote Indonesië archipel, een andere groep verblijft in Nederland. Dat zijn de nakomelingen van de 12.500 Molukkers – 3500 KNIL-militairen met hun gezinnen die 67 jaar geleden naar Nederland werden verscheept. Met de bedoeling dat ze hier, in afwachting van de ontwikkelingen op de Molukken, tijdelijk zouden verblijven.
Anno 2018 wordt bij het noemen van het woord Molukkers nog maar al te vaak teruggegrepen op de gijzelingsacties en treinkapingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Een beetje karikaturaal, vindt Steijlen, die hoopt dat de leerstoel bijdraagt aan een bredere en betere meningsvorming. „Er valt over deze bevolkingsgroep zo veel meer te zeggen.”
Museum
Hij is blij met de aandacht voor de Molukse bevolkingsgroep. Het Utrechtse Museum Maluku, eerder het Moluks Historisch Museum, moest vijf jaar geleden door gebrek aan financiële middelen de deuren sluiten. „De stichting bestaat nog steeds, evenals de collectie. Doordat de publieksfunctie verloren was gegaan en het in 2016 65 jaar geleden was dat de Molukkers naar Nederland kwamen, ontstond de gedachte aan een bijzonder hoogleraarschap. Dat stimuleert onderzoek en geeft het onderwerp meer gewicht.”
Met succes. De Amsterdamse VU, de universiteit met de grootste diversiteit aan studenten en staf, was bereid de bijzondere leerstoel in het leven te roepen.
Het is niet toevallig dat Steijlen er werd uitgepikt in de sollicitatieprocedure. De antropoloog werkt al jaren voor het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. Ten tijde van de kapingen, waarvan die van de trein bij De Punt wel de bekendste is (twee passagiers en zes gijzelnemers kwamen om het leven tijdens de gewelddadige beëindiging), was hij nog niet zo lang geleden begonnen met zijn studie antropologie. Met een Molukse schoolvriend uit Venray ging Steijlen vaak in debat over wat wel werd omschreven als ”de Molukse kwestie”. „Mijn vriend behoorde niet tot het kamp van de RMS (Republik Maluku Selatan, de groep die streefde naar onafhankelijkheid, AE) en had een wat genuanceerde standpunt. Hij maakte me wel duidelijk dat dit vraagstuk ook mij als Nederlander niet voorbijging.”
Lakmoesproef
De Molukse kwestie liet Steijlen niet meer los. Tijdens zijn studie koos hij als specialiteit voor Indonesië. Omdat hij het land op dat moment niet binnen mocht, ging zijn eindscriptie over een Moluks onderwerp. Eenvoudig was het in die tijd niet om banden met Molukkers te onderhouden. „Voor beide kampen, Nederlands en Moluks, was je enigszins verdacht.” Het maakte van hem een bijzonder soort antropoloog. „Ik heb een andere betrokkenheid op het onderwerp. Ik heb de gemeenschap ook zonder wetenschappelijke bril leren kennen. Ik was al betrokken en later is het onderdeel van mijn carrière geworden. Je moet natuurlijk wel alert blijven en oppassen dat je voldoende distantie houdt. Dat betekent regelmatig in de spiegel kijken.”
Zijn proefschrift over de Molukse nationale beweging omschrijft hij als „de lakmoesproef. Anderen hebben toen geoordeeld dat ik voldoende scherp was gebleven. Ik zou een evenwichtige analyse hebben gemaakt van een gemeenschap die nog steeds behoorlijk gesloten was, maar waarin ik door mijn vele kennissen gemakkelijk toegang had.”
Zijn onderzoek aan de VU richt zich op drie onderwerpen. In de eerste plaats gaat het om zogenaamde ”ethnic soldiers”. De Molukkers behoorden tot de elitesoldaten in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Verder richt hij zich op de verbanden tussen Molukkers hier en op de Molukken, en in de derde plaats wil de bijzonder hoogleraar onderzoeken hoe het gaat met de Molukse stichtingen en organisaties in Nederland.
Hogedrukketel
Bij de komst van de Molukkers draaide alles om tijdelijkheid. De demobilisatie van een laatste groep Molukse KNIL-militairen was ingewikkeld geworden vanwege de proclamatie van de RMS op de Molukken in 1950 „In de hogedrukketel die er was ontstaan was het de gedachte om de militairen die afkomstig waren van de Molukken voor enige tijd naar Nederland te halen. Er circuleerde zelfs het idee dat het maar voor zes maanden zou zijn.”
Over Nederlandse steun aan de RMS gaan verschillende verhalen rond. „Nederland heeft echt nooit beloofd om steun te verlenen aan een zelfstandige staat. Dat zou ook onlogisch zijn geweest”, verklaart Steijlen met nadruk. Hij geeft aan dat het voor buitenstaanders redelijk verwarrend was, ook omdat er buiten overheidskringen andere meningen waren. „Bijvoorbeeld bij de stichting Door De Eeuwen Trouw.”
Niemand dacht eraan hoe het verder moest, zo blijkt uit zijn onderzoek. „Nederland maakte indertijd een kardinale fout door de KNIL-militairen te ontslaan en te demilitariseren. Dat was met het gezichtspunt om hun Indonesische staatsburgerschap (dat zij zelf niet erkenden) te behouden. De overheid had zich ook in een tamelijk onmogelijke positie gemanoeuvreerd. Maar vergeten werd het gesprek aan te gaan. Bij de betrokkenen ontstond de gedachte dat de overheid hen in de steek liet.”
Drugs en alcohol
Na de kapingen en gijzelingen werd het ogenschijnlijk stil. „Langzamerhand rees de vraag of dit wel de weg was. Mensen gingen op meer op reis, onder meer naar de Molukken, en ontdekten dat er ook een betekenisvolle relatie kon zijn zonder de noodzaak van terugkeer. Wat eveneens een rol speelde was de sociale problematiek. Drugs- en alcoholgebruik tierden welig onder voornamelijk de jongeren en velen dreigden tussen wal en schip te vallen. Het leidde bij veel Molukkers tot een heroriëntatie op hun positie in Nederland. Wat heb je aan de RMS als er binnen de groep van alles mis gaat? Daardoor is het ideaal van zelfbeschikking geleidelijk omgebogen in de richting van steun voor de vrijheid van meningsuiting en zelfbeschikking op de Molukken.”
Het aantal Molukkers in Nederland wordt geschat op tussen de 40.000 en de 50.000. Er zijn geen precieze cijfers, omdat Molukkers niet meer apart in de statistieken wordt geregistreerd. Een aanwijzing dat de integratie is voltooid? Is dat ook werkelijk het geval? Steijlen beantwoordt deze vraag met een voorzichtig ja. „Hoewel er sociaal en economisch hier en daar nog wel wat winnen valt. En, vergeet niet: geïntegreerd zijn wil niet altijd zeggen dat je je in alle gevallen thuis voelt.”
Turkije
De historie van de Molukkers is erg actueel voor de huidige beleidsmakers, vindt de hoogleraar. Voor het voeren van een goed integratiedebat kunnen de nodige lessen worden getrokken. Een voorbeeld daarvan is de opvang van asielzoekers. „De isolatie van de Molukse bevolkingsgroep in de beginjaren stond integratie in de Nederlandse samenleving in de weg. Daarom zou je asielzoekers snel de gelegenheid moeten geven om te werken. Dat opent de weg voor binding met de maatschappij.”
Later bleek een banenplan voor Molukkers vruchten af te werpen. „Ook daar zou je nu nog eens naar kunnen kijken. Misschien biedt zoiets perspectief voor een deel van de Marokkanen hier.”
Nog belangrijker acht hij het om in de huid van de ander te proberen te kruipen. „Die discussies over dubbele nationaliteiten en loyaliteiten zijn onzin. Een deel van de acties in de jaren zeventig had te maken met het ontbreken van een luisterend oor. Datzelfde zien we bijvoorbeeld ook weer in gedoe over conflicten in Turkije. De overheid bevindt zich in een soort spagaat en voert geen open debat. We moeten serieuzer omgaan met het feit dat er nu eenmaal relaties met dat land en bepaalde bevolkingsgroepen bestaan en kunnen niet zeggen dat ze moeten kiezen. Het zijn bevolkingsgroepen die in feite boven de oceaan hangen en verbonden zijn met meerdere gemeenschappen.”
Drijfveren
Een vergelijking met de radicalisering van moslimjongeren gaat lang niet altijd op, zegt Steijlen. „Veel is niet vergelijkbaar. De Molukkers van toen wilden onderhandelen en het gesprek afdwingen en waren er niet op gericht om te doden. Toch is het belangrijk om van hun drijfveren kennis te nemen, ook al vind je als overheid dat ideaal onzin.”
Prof. dr. Fridus Steijlen
Prof. dr. F. Steijlen (61) is bijzonder hoogleraar Molukse migratie en cultuur in comparatief perspectief aan de Vrije Universiteit Amsterdam en senior onderzoeker op het terrein van postkoloniale migratie vanuit Indonesië en op dat van het dagelijkse leven in het huidige Indonesië. In februari hield hij zijn oratie.
Fridus Steijlen studeerde antropologie, met als specialisatie Molukkers in Nederland. Na zijn afstuderen werkte hij onder andere bij de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. In 1996 verkreeg hij zijn doctoraat aan de UvA op basis van een proefschrift over de geschiedenis van het Molukse nationalisme in Nederland. Hierna werkte hij aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, totdat hij coördinator werd van de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië. In 2002 werd hij onderzoeker bij het Koninklijk Instituut van Taal-, Land- en Volkenkunde (KILTV).
Steijlen was senior onderzoeker in een door de overheid gefinancierd historisch onderzoek naar Molukkers in Nederland dat gecoördineerd werd door het Moluks Historisch Museum in Utrecht. Dit onderzoek resulteerde in 2006 in een standaardwerk over de Molukse geschiedenis in Nederland dat hij samen met Henk Smeets schreef.