Buitenland

Israël wil van Afrikaanse vluchtelingen af

Israël wil van Afrikaanse migranten af. De asielzoekers zorgen volgens de regering voor overlast. De vraag is waar ze heen moeten.

Alfred Muller
3 March 2018 19:51Gewijzigd op 16 November 2020 12:44
In het zuiden van Tel Aviv veroorzaken Afrikaanse immigranten veel overlast. beeld RD
In het zuiden van Tel Aviv veroorzaken Afrikaanse immigranten veel overlast. beeld RD

Sophie Menashe woont in het zuiden van Tel Aviv. Ze durft ’s avonds de straat niet meer op. „Ik woon in een getto”, vertelt ze aan een groep journalisten op het dak van haar flat. „Het hele flatgebouw zit vol met immigranten. Vroeger kon ik gewoon naar buiten. Ik ging wandelen op het strand. Nu zit ik opgesloten in mijn huis.”

Op het dak staan schotels voor de ontvangst van satelliet-tv, een oude stoel en een tafeltje. In de glasplaat van een zonnecollector zit een barst. Een ander paneel heeft geen glas meer en is verroest.

„Toen ik nog in India woonde, hoorden we dat er een staat voor de Joden was opgericht. Ik emigreerde samen met mijn zus naar Israël toen ik negen was. Ik kwam terecht in een kibboets, trouwde, kreeg drie kinderen en verhuisde naar Tel Aviv. Ik hou veel van deze stad en van de zee. Ik had nooit verwacht dat het hele Afrikaanse continent mij zou volgen.”

Ze staat op het dak van haar flatgebouw. De huizen in de buurt zijn oud. Er zijn nog maar 3 Israëlische vrouwen in het gebouw, dat 24 appartementen telt. „Een immigrant klopte bij me aan en zei: Dit is mijn huis. Ik waarschuwde de politie. Die kwam en plaatste een apparaat in mijn huis. Als ik me bedreigd weet, kan ik op een knop drukken. De politie komt dan onmiddellijk. Vrouwen die ik ken zijn hier aangevallen. Een vrouw is zelfs vermoord door een immigrant.”

„Maar ik wil niet verhuizen”, vervolgt Menashe. „Ik heb hier veertig jaar gewoond. Ik heb mijn kinderen hier grootgebracht en ik hou van deze plaats. Waarom zou ik weggaan? Dit is mijn land. Ik kan wonen waar ik wil. Laten zij maar weggaan.”

Dichtbevolkt

Op het dak bevindt zich ook dr. Anat Berko van de Likudpartij. Ze leeft met Menashe mee. Haar stelling luidt dat Israël de immigranten niet kan opnemen. Het land is namelijk al dichtbevolkt. Het moet bovendien rekening houden met de immigratie van Joden.

„We hebben al 1 miljoen immigranten opgenomen vanuit Rusland. Ook zijn er al 50.000 Ethiopische Joden opgevangen. Nu, met het opkomende antisemitisme in Europa, moeten we klaar zijn voor Europese immigranten.”

„We hebben maar een klein land”, zegt Berko. „We zijn vastbesloten om dat te verdedigen en hebben hier al problemen genoeg, vooral op het gebied van de veiligheid. Bovendien verdienen onze eigen armen voorrang. We kunnen niet eens voor onze autistische kinderen zorgen of voor de gehandicapten, omdat we een groot defensiebudget nodig hebben.”

Berko heeft weinig goede woorden voor de immigranten over. „Wat ze hier willen, is geld verdienen en dat naar Afrika sturen. Ik doe onderzoek naar terreur. Onder deze migranten bevinden zich slapende salafistische terreurcellen. Net zoals onder de migranten in Europa trouwens.”

Ze ziet er geen probleem in om „de infiltranten” naar Rwanda te sturen. Het Israëlische hooggerechtshof heeft de overeenkomsten daarvoor gecheckt en er groen voor licht gegeven. „Ons hof is zeer gevoelig voor mensenrechten. Gezinnen kunnen voorlopig blijven. Alleenstaande mannen uit Eritrea en Sudan worden gedeporteerd. Dat ze voor het leger zijn gevlucht, is niet ons probleem. Geloof je dat iemand die niet in het Israëlische leger wil dienen asiel aanvraagt in een ander land? Dat is belachelijk.”

Drukkerij

Midden in de buurt waar de asielzoekers wonen, heeft Ya’akov Omrad zijn drukkerij. De persen maken een herrie van jewelste. Op een plank bij de ingang liggen een paar knuppels en hamers, want je weet maar nooit in deze buurt.

Hier bevindt zich ook Mohammed Ali, een Egyptenaar die het Israëlische burgerschap heeft gekregen. Hij heeft verderop een winkeltje met T-shirts voor toeristen. De man stapt op een paar pakken papier en barst los: „Mijn vrouw, een Filipijnse, is twee keer aangevallen. Elke vrijdag en zaterdag bel ik de politie. Ik zie dat de Afrikanen mensen beroven van hun telefoons en halskettingen en hen ongewenst betasten. Vooral de Filipijnen zijn het slachtoffer.”

„Ik werkte bij een wasserij”, vervolgt Ali. „Totdat mijn baas zei: Sorry, een Sudanees wil je werk doen voor de helft van het geld. Mijn huisbaas zei: De huur moet omhoog, want de Afrikanen kunnen meer betalen. Maar zij zitten met tien of twintig mensen in een flat. Er is hier een markt voor gestolen fietsen. Burgers uit Noord- en Zuid-Israël komen hiernaartoe en zeggen: Hoi Mohammed, hoe gaat het? Waar is de markt voor de fietsen? Dat vertel ik hun natuurlijk niet.”

„We wonen in de slechtste buurt van Israël. Niet omdat veel mensen zwart zijn. We hebben goede vrienden uit Nigeria, Kenia en Ghana. Negentig procent van mijn klanten werkt bij de Afrikaanse ambassades. Filipijnen kochten de laatste vier jaar 2000 T-shirts met de woorden: ”Ik hou van Israël”. Gastarbeiders uit andere landen schaften die ook aan. Maar de Afrikanen zeggen: Dit is het Heilige Land, het is een christelijk land, het behoort aan de zwarte man uit Afrika.”

Hotline

Sigal Rozen staat al jarenlang op de bres voor de migranten. Ze is een van de oprichters van een hotline voor vluchtelingen en migranten. Het enige wat ze van de Israëlische regering vraagt, is dat ze het internationaal recht respecteert en de Eritreeërs en Sudanezen asiel verleent zolang hun leven in hun eigen land gevaar loopt. „We vragen niet om hun het burgerschap te geven.”

Ze vertelt dat haar centrum met 140 van de 4000 migranten die al naar Rwanda of Uganda zijn vertrokken contact heeft gehad. Zij lieten weten dat de beloften niet worden nagekomen. Van zeven mensen weet ze dat ze nog in Rwanda zijn. Ze staan onder toezicht van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Sommigen zijn naar Europa gereisd.

Rozen legt haar telefoon op tafel, zodat we de opmerkingen kunnen horen die Knessetlid Michal Rozin van de Meretzpartij maakt. Zij heeft zich samen met enkele andere parlementariërs verdiept in het migrantenvraagstuk. „Ik heb de regering de afgelopen jaren allerlei voorstellen gedaan om wat zij „het probleem” noemt, op te lossen.

We hebben programma’s aangeboden om asielzoekers over het hele land te verspreiden, in plaats van hen in het zuiden van Tel Aviv te houden. Ik maakte met de landbouwunie afspraken over de opname van 7000 tot 8000 arbeiders in kibboetsen en andere dorpen. We stelden voor dat de bouwunie 8000 werknemers zou opnemen in heel Israël. Anderen zouden in de zorg werken. Maar de regering wilde zich niet in deze oplossingen verdiepen. Ze wilde het probleem in het zuiden van Tel Aviv niet oplossen. Het enige waar ze naar wilde kijken, is deportatie en gevangenschap.”

Volgens Rozin vormen de asielzoekers slechts 0,5 procent van de bevolking. „Ze vormen geen gevaar voor de demografische samenstelling van ons land. We hebben de overeenkomst die de regering met andere landen heeft gesloten niet gezien. Als er zo’n mooi akkoord is, waarom maakt de regering dat dan niet openbaar? In Rwanda en Uganda hebben ze geen huizen. Ze worden doorgestuurd naar andere landen of naar hun thuisland.”

Asielzoekers in Israël

Afrikaanse asielzoekers kwamen Israël in het verleden binnen via Egypte. Tegenwoordig kan dat niet meer, omdat de regering daar tussen 2010 en 2013 een hekwerk heeft geplaatst. Onder de asielzoekers waren veel inwoners van Sudan en Eritrea.

Momenteel zijn er nog zo’n 26.600 Eritreeërs en 7500 Sudanezen in Israël, evenals 5000 tot 6500 kinderen die hier werden geboren. Dat zijn bijna allemaal Eritreeërs, want bijna alle vrouwelijke immigranten zijn afkomstig uit dat land. Vijftienduizend vluchtelingen hebben een asielaanvraag ingediend, waarvan er 11 zijn gehonoreerd. Dat is verhoudingsgewijs aanzienlijk minder dan in Europa.

De meeste asielzoekers trokken naar het verpauperde zuiden van Tel Aviv. De bevolking daar klaagde over overlast. Ze kreeg steun van een aantal Knessetleden die voor de migranten de term ”infiltranten” gebruikten. Zij zeggen dat ze gelukzoekers zijn en weg moeten.

Maar waarheen? Rapporten van Amnesty International schetsen een grimmig beeld van de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Eritrea en Sudan. Open Doors in de Verenigde Staten zegt dat de mate van vervolging van christenen in beide landen „extreem” is.

Christenen in Eritrea worden ervan beschuldigd agenten van het Westen te zijn. Ze lopen de kans te worden gearresteerd, aangevallen en vermoord. In Sudan komt de meeste vervolging van de zijde van de regering en de radicale islam. Deze vervolging is „systematisch van aard en doet denken aan etnische zuivering.”

Omdat de mensenrechtensituatie er zo slecht is, stuurt Israël geen asielzoekers terug naar Eritrea en Sudan, maar het wil ze zelf ook niet. Het land is bedoeld om een vluchthaven te zijn voor Joden uit de diaspora. Er bestaat weliswaar gebrek aan Israëliërs die in de landbouw, bouw en zorg willen werken, maar de tekorten kunnen worden opgevangen met gastarbeiders uit andere landen, waaronder de Filipijnen.

Inmiddels zijn er duizenden asielzoekers vertrokken naar Afrika. Dit vertrek had officieel vrijwillig plaats. Het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt degenen die nog in Israël zijn voor de keus. Vertrekken en 3500 dollar meekrijgen, of een verblijf in de gevangenis voor onbepaalde tijd. Eerst moeten de alleenstaande mannen weg. Gezinnen, vrouwen en kinderen kunnen voorlopig blijven. Een probleem is dat de gevangenissen onvoldoende ruimte hebben om deze mensen te herbergen.

De Israëlische regering zegt dat de asielzoekers veilig kunnen vertrekken. Ze zou een overeenkomst hebben gesloten met „een derde land”, dat de Eritreeërs en Sudanezen zou willen ontvangen. Ze zouden daar goed worden opgevangen, een legale status krijgen en mogen werken. Volgens degenen die vertrokken zijn, gaat het bij deze landen om Rwanda en Uganda. Rwanda heeft echter ontkend een akkoord met Israël te hebben gesloten. De Israëlische regering weigert de overeenkomst te tonen.

Een voorlichter van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR in Israël zei onlangs dat er gesprekken worden gevoerd om een „alternatief derde land” te vinden waar de asielzoekers wel welkom zouden zijn. Een ander deel zou toch in Israël mogen blijven.

Teklit Michael: Liever naar de gevangenis

De Eritrese migrant Teklit Michael arriveerde tien jaar geleden in Israël. Hij werkte in de bouw en in de keuken van restaurants. Nu zet hij zich als vrijwilliger in voor de gemeenschap.

Toen hij 17 jaar was, werd hij voor korte tijd gevangengezet omdat hij kritiek had geleverd op de regering. „Ze stuurden me het leger in. Toen ik in dienst was, vroeg ik toestemming om terug te mogen naar school. Ze zeiden me in het leger te blijven en soldaat te worden.”

Het lukte de Eritreeër om naar Sudan te ontsnappen. Daar bleef hij meer dan een jaar. Maar toen hij ervoer dat de druk op christenen er te zwaar werd, besloot hij uit te wijken naar Egypte. Ook daar vond hij het echter niet veilig voor Eritrese christenen. „Ik dacht er nooit aan om naar Israël te gaan. Maar iedereen zei: Israël is een veilig land dat zich houdt aan het internationaal recht en de conventie voor vluchtelingen.

In 2014 diende ik een verzoek in voor een vluchtelingenstatus. Ik had twee gesprekken, maar kreeg geen antwoord. Nu zeggen ze dat we weg moeten. Mijn plan is om hier naar de gevangenis te gaan. Als je in Rwanda geen connecties hebt en er als migrant illegaal aan het werk gaat, moet je terug naar je eigen land. Maar daar loopt mijn leven in gevaar. We weten van mensen die teruggegaan zijn en vervolgens zijn gedood, gemarteld of gevangengezet.

De mensen in het zuiden van Tel Aviv voelen zich niet veilig meer vanwege de Eritrese en Sudanese immigranten. Ik ben tegen de criminelen onder hen. Zij moeten gestraft worden. Maar ze komen tegelijkertijd wél uit een oorlogsgebied. Ze hebben sinds hun kinderjaren geen bescherming gekregen, nooit een huisarts gehad. De meesten zijn getraumatiseerd.

De problemen in het zuiden van Tel Aviv zijn al begonnen voordat de asielzoekers kwamen. Nu is het nog erger en de regering schildert ons af als criminelen. Waarom besteedt ze het geld voor onze deportatie niet aan het opknappen van deze buurt?

Mijn droom is om uiteindelijk terug te keren naar mijn thuisland Eritrea. Maar als ik dat nu doe, beland ik in de gevangenis. Of word ik gedood.”

Hoe de relatie van Michael met gewone Israëliërs is?„Ik ken de mensen en ik hou van hen. Ze zijn mijn familie. Met het Israëlische publiek heb ik geen enkel probleem.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer