„Zorg concurreert met lantaarnpaal”
Het geld dat in de toekomst extra naar de gemeenten gaat voor zorg, wordt niet daarvoor geoormerkt. „Dat betekent dat de zorg moet gaan concurreren met lantaarnpalen en sportvelden. Dat laatste is wel heel erg lastig.”
Dr. J. J. Polder zei dit vrijdag tijdens een bijeenkomst waar directieleden van gereformeerde zorginstellingen zich bezonnen op de gevolgen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De wet -die mogelijk al 1 januari 2006 wordt ingevoerd- heeft grote gevolgen voor (deze) zorgaanbieders. Die zijn verenigd in de belangenvereniging Focaris, waarvan Polder bestuurslid is.
Door de invoering van de WMO worden de gemeenten verantwoordelijk voor veel lichtere zorgvormen. Die worden nu automatisch betaald vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Deze zal, als de WMO doorgaat, in 2006 worden beperkt tot de zwaardere en chronische zorg.
In dat geval wordt 1 miljard euro overgeheveld van de AWBZ naar de gemeenten. Die zijn nu reeds verantwoordelijk voor de zorg ter grootte van 4 miljard euro.
Deze decentralisering kan bedreigend zijn voor de gereformeerde zorginstellingen, die veelal landelijk werken. Drs. J. Goudszwaard van het onderzoeksbureau Obelon schetste een fictief voorbeeld van een ’refobolwerk’. Deze gemeente, waar ook de SGP in het college zit, gaat toch liever in zee met een haar bekende regionale zorgaanbieder dan met een identiteitsgebonden zorgaanbieder. Toelating van deze onbekende zou voor een overschot aan zorgcapaciteit kunnen zorgen.
Dat betekent dat christelijke zorginstellingen voortdurend achter het net zouden kunnen vissen. Een voorbeeld hiervan is stichting De Vluchtheuvel, de instelling voor maatschappelijk werk van de Gereformeerde Gemeenten, die bij alle Zeeuwse gemeenten een aanvraag heeft ingediend voor erkenning en financiering, maar in elke gemeente werd afgewezen.
Toch biedt de Wet maatschappelijke ondersteuning ook mogelijkheden aan christenen. Volgens drs. H. van der Wal, beleidsmedewerker bij Siloah, dienen plaatselijke afdelingen van cliëntenorganisaties, zoals de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) en de Protestants Christelijke Ouderenbond (PCOB), maar ook plaatselijke kerken de identiteitsgebonden zorgvraag te bundelen. „Plaatselijke afdelingen moeten zich omvormen tot krachtige vraagpartijen. Dat is ook het beleid van het ministerie van Volksgezondheid.”
Ook voor (christelijke) zorginstellingen liggen er kansen. Focaris wil een actieve rol gaan spelen in de lobby bij de overheid om de gereformeerde zorgaanbieders voor het voetlicht te halen, aldus Van der Wal en Polder. Verder is Focaris uitgenodigd voor een hoorzitting van de kamercommissie van Volksgezondheid over de invoering van de WMO.
Polder zette zich in zijn lezing en passant af tegen de negatieve slogan van de zorgestafette van de NPV, ”De zorg verziekt”. „De overheid doet het niet slecht. De uitgaven voor de zorg zijn van 2000 tot 2002 gestegen van 10,5 naar 12 procent van het Nationaal Inkomen. Met name de uitgaven voor ouderenzorg zijn sterk gestegen. Dat is de danken aan paars beleid. Ik voel me dan ook erg ongemakkelijk bij de tendentieuze kreet ”De zorg verziekt” van de door mij zeer gerespecteerde NPV. Die toer moeten we met de zorgestafette niet opgaan.”
Ook hekelde Polder het huidige beleid van Balkenende II, waardoor erkenningen voor instellingen niet worden gegeven en indicaties voor AWBZ-zorg worden afgeknepen. „Voor de christelijke zorg was paars beter dan alle kabinetten met het CDA erin. Dé grote groei van reformatorische zorginstellingen gebeurde onder paars.”
Momenteel dreigt volgens Polder de visie dat de zorg als stroppenpost wordt gezien, terwijl het persoonsgebonden budget betaalde naastenliefde wordt. Anderzijds lijkt het hem ook logisch dat mensen meer voor de zorg gaan betalen. „Een regelmatige servicebeurt voor de auto kan wel, maar de zorg en de kinderopvang zou gratis moeten zijn. Dat kan natuurlijk niet.”
Volgens Polder moet er in de toekomst de onbetaalde mantelzorg sterker terugkeren. „Is het mogelijk de mantelzorg te redden? Het is zwaar om de zorg te combineren met het werk, maar het moet wel. We moeten erover nadenken of de levensloopregeling een deel van de oplossing biedt.”