Donner en Kamp vertellen Kamer over geheime operaties
De ministers Kamp (Defensie) en Donner (Justitie) hebben donderdag in een besloten vergadering Tweede-Kamerleden bijgepraat over de geheime operaties die de Nederlandse krijgsmacht de afgelopen vier jaar heeft uitgevoerd.
Die informatie was de afgelopen jaren al wel aan de Tweede Kamer meegedeeld, maar was soms alleen beschikbaar gesteld aan de commissie-’Stiekem’, waarin de fractievoorzitters van de grote partijen zitten.
De besloten briefing vond plaats op verzoek van Kamp en Donner. Die hadden na het debat van woensdagavond over geheime operaties en de betrokkenheid van marinier Erik O. bij dergelijke operaties in de jaren negentig, aangegeven dat ze de Kamer vertrouwelijk wilden informeren. Het debat wordt donderdagavond in een openbare zitting afgerond.
Kamp en Donner wilden na afloop van de briefing niets zeggen. PvdA-Kamerlid Albayrak zei namens de Kamercommissie Defensie dat er „niets geheimzinnigs” was aan de bijeenkomst. Volgens haar is in augustus 2000 afgesproken dat het kabinet de Kamer vertrouwelijk informeert over geheime operaties. Kamp gaf een overzicht van de missies sinds 2000.
Operaties in de jaren negentig, zoals die waarbij Erik O. betrokken was toen hij lid was van de Bijzondere Bijstands Eenheid van het Korps Mariniers, zijn niet besproken.
Wel kregen de Kamerleden inzage in de bijlage bij de brief van procureur-generaal De Wijkerslooth over het schietincident op 27 december in Irak. Als gevolg van dat incident, verdenkt het OM in Arnhem Erik O. nog altijd van moord, dood door schuld, dan wel doodslag.
In de bijlage, waarover het ANP beschikt, wordt vermeld dat Erik O. volgens een eerste luitenant van de marechaussee „laagdrempelig” zou zijn „als het om geweldgebruik gaat”. De marechaussee-onderzoeker baseerde die conclusie op een voorval bij een eerdere operatie van Erik O., waarna hij zich „nogal nuchter” had uitgelaten over een slachtoffer. Waar die eerdere operatie was, staat wel in de bijlage, maar vermelding ervan zou Erik O. volgens Defensie in direct gevaar brengen.
De bijlage van de brief van De Wijkerslooth is op 8 januari opgesteld door fungerend hoofdofficier van justitie in Arnhem, B. Steensma. In de bijlage, een zogeheten ambtsbericht, beschrijft Steensma de gebeurtenissen op 27 december. Toen werd een Irakees, waarschijnlijk door een waarschuwingsschot van Erik O., dodelijk getroffen.
Uit de bijlage blijkt dat justitie op 8 januari niet uitsloot dat Erik O. gericht heeft geschoten op de groep Irakezen die zich op 103 meter van hem „provocerend” opstelde. Het lijk van de Irakees is namelijk nooit onderzocht omdat dat door de familie onmiddellijk was weggehaald en begraven en er is slechts een verslag van de lijkschouwer waarin sprake is van „een slechts drie centimeter grote ovale wond in de rug van het (vermoedelijke) slachtoffer”. Dat zou duiden op een „direct inschot bij een wegrennende persoon. Daarom moet „ernstig rekening worden gehouden met een gericht schot op de groep”, aldus het OM in het ambtsbericht van 8 januari. Het is niet bekend of justitie in Arnhem nog steeds rekening houdt met een gericht schot van Erik O.