SER: werk maken van mbo
Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een impuls nodig en daarin hebben kabinet, onderwijsinstellingen en bedrijven een grote rol. Dat stelt de Sociaal-Economische Raad (SER) in een advies aan de minister van Onderwijs. Het werkend leren biedt volgens de raad een goed toekomstperspectief maar dan zijn er wel maatregelen nodig. Zo zou bijvoorbeeld het havo meer praktijkgerichte leervormen gaan aanbieden.
De SER vraagt kabinet, onderwijs en bedrijfsleven om meer innovatieve combinaties van leren en werken te stimuleren. De combinatie van werken en leren is enorm motiverend voor de studenten, vindt de raad. Ze krijgen vakgerichte vaardigheden onder de knie, maar ook bijvoorbeeld sociale bekwaamheden, wat nodig is in de maatschappij.
SER-voorzitter Mariëtte Hamer: „Het mbo is heel belangrijk voor Nederland, want bijna de helft van de beroepsbevolking is middelbaar opgeleid. Het mbo is een scharnier tussen leren en werken, tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven en tussen voortgezet onderwijs en het hoger beroepsonderwijs. Nu én later in de loopbaan.”
Verder moet het vak van docent in het mbo aantrekkelijker worden, moeten scholen de ruimte krijgen om in te spelen op de toekomst en moeten docenten zich blijven ontwikkelen.
De MBO Raad ziet het SER-advies als een steun in de rug. „Doorpakken is belangrijk nu.” In een reactie stelt de Vakcentrale voor Professionals dat er meer moet worden gedaan aan de werkdruk. Docenten hebben naast lesgeven te veel andere taken, en er stromen te weinig nieuwe collega’s in. De belangenvereniging onderschrijft de aanbevelingen die de SER doet om de werkdruk te verlagen.
Uit een vrijdag gepubliceerd rapport van Universiteit Maastricht blijkt dat mbo’ers succesvoller zijn op de banenmarkt als ze bij de keuze voor een opleiding het carrièreperspectief sterk hebben laten meewegen.