„Burgerhulpverlener is geen superheld”
De Hartstichting noemde het maandag een mijlpaal: de beschikbaarheid van 170.000 burgerhulpverleners die kunnen reanimeren bij een hartstilstand. De volgende uitdaging: overal in Nederland defibillatoren die goed toegankelijk zijn.
„Piep”, zei de iPhone van Floris Veelenturf (26). Het was november vorig jaar, vier weken nadat hij een reanimatiecursus had afgerond. Gewapend met die ervaring holde de inwoner van Bodegraven de straat op. „Op mijn scherm zag ik dat het bij mij om de hoek was”, blikte hij vanochtend terug.
Veelenturf bood zijn dorpsgenoot eerste hulp. „Na ongeveer een minuut nam de politie het over en kort daarna arriveerde de ambulance.”
Het oproepsysteem dat Veelenturf mobiliseerde heet HartveiligWonen en is gekoppeld aan het landelijk alarmeringssysteem 1-1-2, waar alle noodmeldingen binnenkomen. Gebeurt dat, dan stuurt de meldkamer professionals op pad. Sinds een jaar of tien wordt er ook een beroep gedaan op getrainde vrijwilligers, de burgerhulpverleners. Terwijl de ambulance onderweg is, kan de EHBO’er die in de buurt is al aan het werk, is de gedachte. Zijn inzet kan het verschil maken tussen leven en dood.
„Kan”, benadrukt Veelenturf, „vooraf weet je dat nooit. Dat maakt dit vrijwilligerswerk vrij heftig.” De eerste keer dat hij werd opgetrommeld mocht zijn hulp niet baten. „Dat zet je gelijk met beide benen op de grond. Je doet wat je kunt, maar daarmee ben je nog geen superheld.”
Overlevingskans
Al zijn succesgaranties nooit te geven, toch kon de Hartstichting maandag een betekenisvolle mijlpaal melden. De 1-1-2-meldkamers kunnen terugvallen op 170.000 burgerhulpverleners. Dat aantal gold als een soort streefnorm, een minimumvereiste, en wie even in de cijfers duikt, begrijpt ook waarom.
Per week worden er in Nederland zo’n 300 burgers getroffen door een acute hartstilstand buiten het ziekenhuis. Betrek daarbij het gegeven dat reanimaties die binnen zes minuten worden gestart de grootste kans van slagen hebben en het is duidelijk: door de beschikbaarheid van voldoende hulpverleners nemen de overlevingskansen toe. Die kansen waren in de jaren negentig nog kleiner dan 10 procent, maar schommelen volgens de jongste gegevens nu rond de 25 procent.
De website van HartveiligWonen zet een setje ervaringsverhalen van vrijwilligers op een rij. Zeer aangrijpend is het verhaal van Stefanie Braad. Zij stormde het huis binnen van een gezin uit Burundi. Het hart van hun acht maanden oude baby klopte niet meer. Toen de persoonsgegevens van het slachtoffertje bekend waren geworden, trok de meldkamer de alarmeringsoproep in. „Dat is volgens de regels”, zegt Veelenturf. „Bij kinderen van jonger dan een jaar worden wij niet ingezet. Ook niet bij zelfdodingen. Dat is echt voor professionals.”
Om de overlevingskansen bij een hartstilstand nog verder te verhogen, is het volgens de Hartstichting zaak nu in te zetten op een betere toegankelijkheid van AED’s. Een AED, voluit een automatische externe defibrillator, is een draagbaar toestel dat stroomschokken geeft om het hart weer op gang te krijgen. Volgens de Hartstichting zijn er in Nederland 12.000 geregistreerd, terwijl er 30.000 nodig zijn.
„Ik ben ook voor meer AED’s”, zegt Veelenturf. „Afgelopen voorjaar overleed een klant van restaurant in mijn woonplaats nadat ze zich tijdens een etentje verslikte. Ik denk niet dat we als hulpverleners iets met een defibrillator hadden kunnen beginnen, maar voor de horeca-ondernemers was het gebeuren wel een aansporing. Ze hebben het initiatief genomen voor een gemeenschappelijke AED en daar ook financieel aan bijgedragen. Bij Restaurant Anders, in het hart van het dorp, hangt hij nu aan de muur.”