Kinderen in Raqqa tekenen trauma’s weg
Groot nieuws deze week: hét bolwerk van Islamitische Staat, de stad Raqqa in Syrië, is bevrijd. De grondoorlog tegen IS loopt nu echt op zijn eind. Maar in de hoofden van duizenden kinderen gaat de strijd nog altijd door. Het gevecht met hun trauma’s begint nog maar net.
Wat afwachtend zitten ze aan langgerekte tafels, de tieners en kinderen. Ze horen bij Iraakse christelijke families die de afgelopen jaren op de vlucht zijn geslagen voor het geweld van Islamitische Staat.
Hier in Erbil, de hoofdstad van de Koerdische regio in Noord-Irak, hebben ze een redelijk veilig heenkomen gevonden. Maar de oorlog in hun hoofd gaat door – wie weet hoelang nog.
Als het aan Wafaa Nafea Samoai ligt, stopt die oorlog in hun hoofd liever nog vandaag dan morgen. Ze is hulpverlener en monstert de kinderen die aan de tafels zitten, terwijl een collega uitleg geeft over wat de bedoeling is. Zo meteen mogen ze de doorzichtige mapjes openen die voor hen op tafel liggen, vol met tekenspullen. De opdracht is simpel: teken wat je bezighoudt. Verbeeld de gedachten die steeds opnieuw door je hoofd gaan – of het nu positieve of negatieve gedachten zijn.
Herder
De resultaten zijn, uren later, aan de wand te bewonderen. Een jongere heeft een kerk getekend met een overweldigende architectuur. Het hele blad staat vol torenspitsen en puntdaken die bij het gebouw horen. Een ander heeft een Iraakse herder getekend, gezien op de rug, die de zon tegemoet loopt. Een derde houdt het bij een vrolijke plaat van Minnie Mouse, en een vierde heeft een hond en een kat samen op een gifgroen grasveld neergezet.
Het is verleidelijk om alle tekeningen te psychologiseren. Waarom tekent een kind een duif met een olijftak in z’n snavel? En waarom kiest een ander voor een kerk met daarnaast een vluchtelingentent? Of voor een kruis dat op de grond ligt, naar het schijnt vertrapt in het gras?
„Ze tekenen wat ze hebben meegemaakt of juist wat ze hopen mee te maken”, zegt Wafaa Nafea Samoai. Zij mag de tekeningen psychologiseren, want ze is psycholoog en analyseert de ervaringen die de kinderen haar vertellen. Ze doet dat voor Bet-Nahrein, een christelijke organisatie die aan politiek doet, maar eveneens hulp biedt aan kinderen op de vlucht voor Islamitische Staat.
Karwei
Die hulpverlening, gesponsord door onder meer de Nederlandse Stichting Ismaël, bestaat op dit moment vooral uit tekentherapie. En die is hard nodig, zegt de hulpverleenster. „Wat ik constateer, is dat heel wat kinderen die ik spreek geen doelen meer hebben in hun leven. Ze moesten vluchten, leven vaak met te veel mensen in een te kleine caravan en krijgen nauwelijks hulp. Wij willen heel graag dat deze kinderen weer vertrouwen krijgen in mensen.”
Maar hoe doe je dat, bouwen aan vertrouwen in een samenleving die tot op het bot is verdeeld en waar wantrouwen zo ongeveer de enige constante factor is? „Het is een enorm karwei”, knikt Wafaa. „Het is niet per se heel moeilijk, maar het gaat vooral heel lang duren. Daarom willen we meer aanbieden dan alleen tekenlessen. Er moeten instituties komen waar de kinderen ook muzieklessen krijgen, waar ze allerlei vormen van ontspanning krijgen aangeboden. Waar ze leren om burger te zijn in het Irak van nu. Hun geest en hun ideeën kunnen veranderd worden, dat geloven we. Maar dat kunnen we niet alleen.”
Psychologen
Gelukkig hoeft dat ook niet. Er zijn meer organisaties actief om, nu de oorlog ten einde loopt, de kinderen broodnodige psychosociale hulp te bieden. Onder meer Unicef en War Child besteden hier veel tijd en geld aan. Toch constateren ook zij dat het nog altijd véél te weinig is. „De wereld moet deze kinderen nu niet in de steek laten omdat Raqqa gevallen is”, zegt Gerrit van den Berg van Unicef. „Er is een enorm gebrek aan geld om die steun echt te kunnen bieden, maar voor de toekomst van die kinderen hopen we dat mensen zullen doneren. Het zijn kinderen.”
Ook Peter Schouten van War Child constateert dat de geboden hulp niet meer is dan een begin. „Als je je realiseert hoeveel kinderen directe hulp nodig hebben, dan maken wij onze grote zorgen over het aanbod van psychosociale hulp in landen als Irak. Er zijn simpelweg te weinig psychologen die deze kwetsbare kinderen kunnen helpen.”
Bedplassen
Het is een trend dat er, na heftige conflicten als die in het Midden-Oosten, met name vanuit westerse hulporganisaties steeds meer aandacht komt voor psychosociale hulpverlening. De focus ligt daarbij vaak op kinderen omdat zij nog plooibaar zijn én omdat zij de toekomst van hun land gaan vormgeven.
„Dat kan alleen succesvol gebeuren als de oorlog uit het kind is”, zegt Schouten. „Psychosociale hulp moet wat ons betreft altijd als minimumstandaard worden opgenomen in de internationale noodhulp, want er is echt meer nodig dan voeding, sanitaire voorzieningen en een bed.”
Maar in de landen zelf wordt die noodzaak lang niet altijd zo gevoeld. Ouders en ook leraren weten vaak nauwelijks hoe ze met psychosociale problemen als gevolg van de oorlog moeten omgaan. Toch komen die problemen massaal voor. Uit onderzoek van War Child blijkt dat bijna de helft van de kinderen in oorlogsgebied –45 procent– probleemgedrag laat zien, zoals angst voor volwassenen, depressie, slaapproblemen, bedplassen en paniekaanvallen.
NSB’ers
Kortom, niet alleen de kinderen zelf moeten geholpen worden, maar de gemeenschap moet ook overtuigd worden van de noodzaak om deze kinderen specifieke hulp te bieden. Daar is vaak veel overredingskracht voor nodig – zeker als het gaat om de extra kwetsbare groep van kinderen die onder IS hebben geleefd omdat hun ouders met die groep sympathiseerden. Ze kunnen, zoals ooit kinderen van NSB’ers in Nederland, nauwelijks op sympathie rekenen.
„Dat kinderen die komen uit IS-gebied goed worden ontvangen door de gemeenschap is een van de meest belangrijke factoren voor een goede toekomst”, weet Peter Schouten van War Child. „Deze kinderen moeten zo snel mogelijk weer re-integreren in de maatschappij, maar dat is lastig. Deze kinderen lopen namelijk het risico gestigmatiseerd en zelfs verbannen te worden uit hun eigen gemeenschap. Veel kinderen zijn daarom bang om terug te keren naar huis. Ze worden gezien als daders.”
Om die reden heeft War Child onlangs nog de Iraakse regering opgeroepen om werk te maken van het re-integreren en rehabiliteren van kinderen die door IS gedwongen zijn ingezet als bijvoorbeeld kindsoldaat. Gebeurt dat niet, dan zullen de gemeenschappen in een stad als Mosul verder desintegreren, verwacht Schouten. „Met alle gevolgen van dien.”
Een van de slechtste ideeën is om deze kinderen aan hun lot over te laten, vindt ook Gerrit van den Berg van Unicef. Hij wil ervoor waken dat de voormalige IS-kinderen een stempel krijgen. „We moeten hen niet behandelen als risico, maar als kinderen die zo graag willen hopen op een toekomst.”
Bange wereld
In het Iraakse Erbil blijkt dat sommige kinderen zelfs niet meer in staat zijn om te hopen. „De kinderen zijn in twee groepen verdeeld”, concludeert Wafaa Nafea Samoai van de christelijke hulporganisatie Bet-Nahrein nadat ze de verhalen van zo’n 150 kinderen heeft gehoord en hun tekeningen heeft gezien. „De ene groep bestaat uit kinderen die absoluut niet terug durven naar hun huizen. Zij tekenen soldaten van IS, omdat ze denken dat die er nog steeds zijn in de plaats waar ze vandaan komen. Of ze tekenen een kerk, maar het kruis is volledig verwoest en in plaats daarvan wappert een IS-vlag. Sommige van deze kinderen zijn helemaal geïsoleerd van de werkelijkheid en leven in hun eigen, bange wereld.”
De andere groep is hoopvoller gestemd. „Die bestaat uit de kinderen die juist graag terug willen naar huis. Zij tekenen bijvoorbeeld groene bomen en huizen die mooi en compleet zijn, of andere tekenen van hoop. Gelukkig is die laatste groep het grootst.”
Vergiftigd door schoolboeken van IS
Islamitische Staat is een organisatie die mede bekend werd door de gelikte manier van presenteren. Dat geldt niet alleen voor de bladen die de terreurgroep uitgeeft, maar ook voor het materiaal dat in zeer korte tijd voor scholen in het kalifaat werd gemaakt.
De volgende dialoog komt uit een tekstboek Engels en heeft als doel om de verschillen aan te leren tussen de tegenwoordige en de toekomende tijd.
„Mustafa reist van Raqqa naar Nigeria om zijn oom te ontmoeten, die zich daar heeft aangesloten bij Boko Haram. Vlak voor vertrek gaat zijn telefoon.
Ali: Assalaam aleikum. Hoe gaat het?
Mustafa: Wa aleikum assalaam, Ali. Hoe gaat het met jou?
Ali: Heb je er zin in om naar mij te komen en vanmiddag in het centrum samen te kijken naar de steniging van een stel dat overspel heeft gepleegd?
Mustafa: O! Dat is een goed idee. Ik kom direct naar je toe en neem mijn portemonnee mee. Ik moet wat geld wisselen dat ik nodig heb onderweg naar Nigeria.
Ali: Oké, ik zie je straks.” (Bron: English for the Islamic State, Book Six.)
Ahmed leerde met een wapen om te gaan
Peter Schouten van War Child was onlangs nog in Irak. „Daar ontmoette ik Ahmed, die samen met zijn vader en broer ontvoerd was door IS. Toen hij gevangenzat moest hij leren met een wapen om te gaan en werd hij gedwongen om onthoofdingsvideo’s te bekijken. Hij moest ook teksten uit de Koran uit zijn hoofd leren. Verder leerden ze hem hoe hij wapens moest gebruiken. Hij wist gelukkig uiteindelijk te ontsnappen.
Ik vond deze ontmoeting heel heftig. Ik zag vooral veel angst en wantrouwen in zijn blik. Ahmed was niet alleen heel boos, maar ook erg bang en gefrustreerd door die de dingen die hij tijdens zijn ontvoering had meegemaakt. De kinderen moesten onder IS zien te overleven, er was geen vertrouwensband met andere kinderen, omdat ieder kind zichzelf moest en wilde beschermen. Ahmed vertelde dat hij erg slecht slaapt en dat hij zijn vader mist, want die is nog steeds spoorloos.
Heel concreet helpen we Ahmed om die nare herinneringen een plek te geven. Zo krijgt Ahmed ademhalingsoefeningen om zijn gevoelens onder controle te krijgen.”