Jan Pieter Roubos: In de psychiatrie mag best wat meer gelachen worden
Hij is voorstander van een strikte scheiding tussen pastoraat en hulpverlening. Psychiater Jan Pieter Roubos (56) stapte tien jaar geleden van Eleos over naar de Koninklijke Marine. In zijn vrije tijd zingt hij in een gregoriaans koor. „Dat zingen zou zo in onze kerken moeten worden ingevoerd.”
Op het tafeltje in zijn praktijk aan huis ontbreekt iets wat bij de meeste vakgenoten prominent aanwezig is: een doosje met tissues. Jan Pieter Roubos heeft er echt een hekel aan. „Het is helemaal niet vooropgezet dat mensen hier komen uithuilen. Ze kunnen bovendien zelf zakdoeken meebrengen.” In geval van nood heeft hij de tissues wel binnen handbereik. Ze zijn verstopt in een kast.
De praktijkruimte, ondergebracht in wat ooit bedoeld was als de garage voor de vrijstaande nieuwbouwwoning in Veenendaal, wordt overigens niet vaak gebruikt. Hooguit drie uur per week, schat de psychiater, die sinds 2007 vier dagen per week met de trein naar Amsterdam reist. Op de marinebasis achter het Scheepvaartmuseum ontvangt hij marinepersoneel en militairen van andere krijgsmachtonderdelen. „We fungeren als een militaire ggz voor Noord-Holland en Den Haag.”
Ondanks de inkrimping van de krijgsmacht in de voorbije jaren nam het werk toe. Mogelijk doordat de groep marechaussees die op Schiphol is gestationeerd de afgelopen jaren flink is uitgebreid. Hij is blij dat de door de kleine christelijke partijen altijd al verfoeide krimp bij de krijgsmacht verleden tijd is. In SGP- en CU-kringen bevinden zich veel van zijn vrienden. Via de jeugdvereniging van de christelijke gereformeerde kerk ontmoette hij tijdens regionale en landelijke bijeenkomsten André Rouvoet. Roubos raakte bevriend met hem. Hij trekt nog regelmatig met de ex-minister van Jeugd en Gezin op. „We zijn pas nog wezen varen in de Biesbosch.”
De telefoon van de marine heeft hij altijd op zak. Het kan gebeuren dat hij onverwacht moet uitrukken omdat er collega’s zijn die dringend hulp nodig hebben. Recent was dat dichtbij. „Als de orkaan Irma op Sint Maarten veel slachtoffers had geëist, was dat wellicht traumatiserend geweest voor sommige militairen.”
Het voorbije decennium hoefde hij niet vaak onverwacht zijn koffers pakken. „Jaarlijks breng ik wel met een collega een werkbezoek aan Curaçao. Omdat daar ook militairen verblijven, bezoeken we daar onder anderen de lokale psychologen en psychiaters om te zien hoe het daar gesteld is met de zorg voor onze mensen.” Vrolijk: „Maar ik reis eigenlijk veel te weinig.”
U wilde aanvankelijk arts worden. Waardoor liep het anders?
„Het artsenbestaan trok me al jong. Chirurg leek me een prachtig beroep, maar tijdens de opleiding zag ik de beperkingen. Na mijn studie was ik dienstplichtig arts in de kazerne. Daar kwam de omslag. Er kwamen ook jongens met psychische problemen op het spreekuur. Verschillenden hadden heimwee. Dat boeide me enorm. Toen er na mijn diensttijd een opleidingsplek bij het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) vrijkwam, heb ik gesolliciteerd.”
Die plek kwam er toch dankzij een inzamelingsactie vanuit de achterban van het RD?
Hij veert op. „Inderdaad, dat klopt. Ik was het bijna vergeten. Er waren nog niet veel christenpsychiaters en met dat geld werden enkele psychiaters opgeleid. Het gaf me een beetje schuldgevoel toen ik na tien jaar Eleos, waarin het GPZ opging, verliet.”
Wat is dat, een christenpsychiater?
„Zeker bij een instelling als Eleos heeft het christen-zijn meerwaarde. Cliënten voelen zich veiliger als ze weten dat je over essentiële zaken hetzelfde denkt. Je spreekt hun taal. Ook in de keuze voor bepaalde therapieën speelt het christen-zijn een rol.”
Een depressie verandert het geloof, zei u ooit. Legt u dat eens uit.
„Ik ben nog steeds die mening toegedaan. Depressie is een ziekte die het gevoel en het denken aantast. Daar zit ook het geloof deels in. Mensen die voorheen vol vertrouwen waren en nu denken dat niemand hen meer aardig vindt, betrekken daar hun geloof en hun Godsbeeld bij. Het ergste vind ik altijd wanneer de hoop wordt aangetast. Dat vind je verder bij geen enkele ziekte. In de kerk wordt altijd gesproken over geloof, hoop en liefde, met de laatste als de meeste. Maar als psychiater denk ik altijd in de eerste plaats aan hoop.”
Lange tijd bestond het vooroordeel dat geloof mensen depressief maakt. Is dat nu echt weg?
„Deze gedachte was voorheen vrij breed verspreid. Er werd soms enigszins spottend gesproken van de Zeeuwse depressie. Nu is wetenschappelijk aangetoond dat je van geloof niet depressief wordt, maar in brede kringen is die gedachte nog lang niet weg.”
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een psychiater?
„Oprechte interesse in de ander en geduld. Dat laatste is onmisbaar.”
Heb u dat?
Zonder aarzelen: „Heel veel, maar vooral in mijn werk. Daarbuiten kan ik wel boos worden. Bijvoorbeeld als iets mislukt. Wanneer ik een plankje moet afzagen en ik blijk de verkeerde hoek te hebben gepakt.”
U bent geen klusser?
„Nee, dat is mijn hobby niet.”
Wat wel?
„Ik houd van lezen en vooral van muziek. Luisteren, spelen en zingen. Ik speel piano en saxofoon. Mijn vrouw, die ik op een koor heb ontmoet, speelt dwarsfluit. Ze gaf me voor mijn verjaardag een uitje in de vorm van een workshop gregoriaans zingen. We zijn er samen naartoe gegaan en het heeft me echt gegrepen. Ik ben nu lid van een koor dat gregoriaans zingt.”
Gregoriaans?
„Het gregoriaans dateert al van ver voor de Reformatie. We zingen prachtige Latijnse teksten, rechtstreeks afkomstig uit de Bijbel. Het gaat via een moeilijk notenstelsel. Dat geeft een enorme ontspanning. Sommige liederen zijn al meer dan duizend jaar oud. Afgelopen zaterdag zongen we over de soevereiniteit van God, dat gaat dan via slechts enkele noten waarmee ook in de vorm wordt benadrukt dat je nederig dient te blijven. Het is ontzettend jammer dat het vrijwel nergens meer beoefend wordt. Ik ben jarenlang jeugdleider geweest en heb de jongeren eens een gregoriaans lied laten instuderen. Geweldig, uitgelaten pubers die heel ingetogen zongen. Ik zou het zo weer in onze kerken willen invoeren.”
Wat was de reden om Eleos te verlaten?
„Het werd me te zwaar. Ook de fusie van verschillende partijen tot Eleos verschafte me geen vreugde. Ik had er in mijn praktijk veel jonge mensen met ernstige aandoeningen als persoonlijkheidsstoornissen en vaak veel moeiten in het verleden. Het gebeurde wel dat ik op vrijdagmiddag een briefje op mijn bureau vond waarin ik werd bedankt voor de goede zorgen, maar waarin tegelijkertijd werd aangegeven dat we elkaar voor de laatste maal levend hadden gezien. Dat soort zaken. Ik kon problemen wel goed kwijt bij mijn vrouw, die wijkverpleegkundige is, maar gaandeweg viel het me toch moeilijker. Zeker toen mijn eigen kinderen groter werden. Ik heb me op een gegeven moment enkele weken ziek gemeld en toen besloten wat anders te zoeken.”
Waarom viel de keus op de krijgsmacht?
„Je kiest werk dat je aankunt. Toen ik die vacature zag, leek me dat aantrekkelijk omdat je er te maken hebt met mensen die een stevige keuring hebben ondergaan. Dat moet wel iets luchtiger zijn, dacht ik. Dat bleek ook zo te zijn. Daarnaast is het een ‘identiteitsgebonden’ instelling, in die zin dat er sprake is van een eigen traditie, een eigen taal en een sterke verbondenheid.”
Een droombaan bij een geoliede organisatie. Was er veel animo voor?
„Dat viel reuze tegen. Er is me verteld dat er drie sollicitanten waren.”
Moest u militair worden?
„Het begon heel verrassend. Ik werd officier, dat is gekoppeld aan de functie. Ik heb twee maanden een officiersopleiding ‘light’ gevolgd, in Den Helder, Maar voor mij was die wel erg zwaar, op 46-jarige leeftijd. Als ik als adelborst vergat een knoop goed dicht te doen, volgde een straf. Zo veel keer opdrukken. En als ik me beklaagde bij de sergeant gaf hij als straf extra’s rondjes opdrukken. Ik heb toen weleens met heimwee teruggedacht aan mijn riante kamer in het GPZ in Bosch en Duin. Maar goed, na een jaar was ik kapitein-ter-zee, vergelijkbaar met kolonel. Alleen moeten ze op een schip mij geen uitvoerende functie geven.”
Wat doet uw team?
„Het is feitelijk de ggz-crisisdienst van de marine. Met een psycholoog, een maatschappelijk werker en een geestelijke verzorger vorm je een team dat zo nodig ook op andere plaatsen hulp kan verlenen. Bij traumatische gebeurtenissen, ongevallen, suïcide en dergelijke. Gewoonlijk krijg ik mijn cliënten gewoon aan het bureau in Amsterdam.”
Wat is het verschil met Eleos?
„Ik heb te maken met een breed spectrum aan hulpvragen. Depressies, angststoornissen, alcoholproblemen en posttraumatische stressstoornissen (PTSS). Anders dan in de rest van de geestelijke gezondheidszorg wordt de drempel niet hoog gelegd. De militairen kunnen bij niet al te zware problemen al bij de psychiater aankloppen.”
Vooral bij de politie wordt er veel gesproken over PTSS. Hoe zit dat bij de marine?
„Wij lopen –dat geldt voor de gehele krijgsmacht– een stuk voor op de politie. Bij Defensie is al jarenlang een uitgebreid nazorgprogramma voor mensen die op uitzending zijn geweest. Heel anders dan vroeger, toen ze vanuit de tropen op het vliegtuig stapten en ’s avonds weer achter de boerenkool zaten. Er is ook een collegiaal netwerk. Dat is begonnen bij het stoerste onderdeel, het Korps Mariniers, en wordt nu Defensiebreed uitgerold. Posttraumatische stressstoornis komt bij Defensie eigenlijk veel minder voor dan buitenstaanders vaak denken.”
Is het niet lastig, als christen in een seculiere en soms ruwe wereld?
„Nee. Mijn afdeling kent mijn achtergrond. Daarover heb ik verteld en ik spreek daar regelmatig over. Het is goed om je christen-zijn op een andere plek kenbaar te maken. Ik zoek het vooral in mijn gedrag. Correct je werk doen, niet de kantjes eraf lopen en je collegiaal opstellen. Dat zijn christelijke waarden. Een enkele maal heb je een gesprek waarbij de Bijbel en het geloof ter sprake komen. Wat ik wel mis zijn de fijne gesprekken die ik bij Eleos met collega’s had over geestelijke zaken.”
Ooit hebt u gezegd dat er in de psychiatrie meer gelachen moet worden. Waar kunt u om lachen?
„Mensen nemen zichzelf vaak te serieus. Ik heb daar nooit last van gehad en kan soms plezier hebben om het gedrag van cliënten. Zelfs als daar een ruzie aan voorafgaat. Ik had onlangs iemand die in niet mis te verstane bewoordingen te kennen gaf het helemaal te hebben gehad met alle hulpverlening. Ik heb toen in dezelfde termen gezegd dat ik op mijn beurt… ziek werd van zijn geklaag. We kregen even woorden, maar daarna klaarde de lucht op. We hebben er beiden hartelijk om gelachen. Dat zou best wel wat vaker mogen.”
Levensloop Jan Pieter Roubos
Jan Pieter Roubos (1961) groeide op in Haarlemmermeer. Na de lagere school verhuisden zijn ouders naar Veenendaal. Na een korte periode op de Landbouw Hogeschool in Wageningen begon hij zijn studie geneeskunde in Utrecht. Na zijn diensttijd als arts werd hij psychiater in opleiding bij het toenmalige Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (nu Eleos). In 2007 werd hij psychiater in dienst van de Koninklijke Marine en later ook teamleider van het Special Psychological Rapid Intervention Team (Sprint). Roubos is gehuwd, heeft drie dochters en is aangesloten bij de christelijke gereformeerde Pniëlkerk in zijn woonplaats.