Cultuur & boeken

Anna Krijger geeft partijen in Israëlisch-Palestijns conflict een gezicht

Mensen kunnen afschuwelijke dingen doen, weet Anna Krijger. Maar ze blijven onze naasten. Daarom gaf ze alle partijen in het Israëlisch-Palestijnse conflict een gezicht.

Sanne van Grafhorst (ND)
13 October 2017 16:32Gewijzigd op 16 November 2020 11:42
Anna Krijger: „Aanhangers van zowel Israël als de Palestijnen vinden het lastig wanneer je de slachtoffers van de andere kant de ruimte geeft om hun verhaal te doen.” beeld Thijs Gerbrandy
Anna Krijger: „Aanhangers van zowel Israël als de Palestijnen vinden het lastig wanneer je de slachtoffers van de andere kant de ruimte geeft om hun verhaal te doen.” beeld Thijs Gerbrandy

Journalist Anna Krijger (33) woonde drie jaar in Israël. Daar maakte ze het leed van het Israëlisch-Palestijnse conflict van dichtbij mee. „Het verdriet van een vader of moeder om een kind dat door geweld om het leven is gekomen, is vreselijk. En het maakt geen verschil of het een Joodse of een Palestijnse moeder betreft.”

Over Israël en de Palestijnse gebieden schrijven, is als „op een mijnenveld lopen”, weet Krijger. Hoe voorzichtig je ook bent, de kans dat iemand niet blij is met wat je schrijft, is altijd aanwezig. In de periode dat ze als correspondent vanuit Tel Aviv en Oost-Jeruzalem voor Nederlandse media verslag deed, ondervond ze dat aan den lijve.

Terug in Nederland schreef ze het boek ”Hipsters, baarden, martelaren”. Een boek over de invloed van het conflict op het dagelijks leven van de inwoners, zowel Joods als Palestijns. Een boek dat het persoonlijk verhaal van mensen centraal stelt.

U schrijft dat voorafgaand aan uw reis uw beeld van Israël en de Palestijnse gebieden, „net als bij zo veel andere Nederlanders”, werd bepaald door het conflict en hoe daarover door de media wordt bericht. Is dit boek uw manier om wat aan die beeldvorming te veranderen?

„Eigenlijk wel, al was dat van tevoren niet de opzet. Iedereen kent, denk ik, de geschiedenis van de oorlogen die er in Israël zijn geweest, de jaartallen en de aantallen. Er zijn veel boeken over geschreven. Maar zolang het niet echt over mensen gaat, blijft het abstract. Ik denk dat dat de meerwaarde is van de persoonlijke verhalen in dit boek: je kunt je identificeren met iemand die je niet kent. Je kunt je een voorstelling maken van wat hij heeft meegemaakt en waar hij bang voor is.”

Uw boek is een verzameling van informatieve feiten, een beschrijving van hoe u uw leven in Israël opbouwt en gesprekken met mensen. Hoe zou u zelf het boek typeren?

„Mijn doel is om alle partijen in het conflict een gezicht te geven. Ik ben er echt van overtuigd dat dat moet kunnen. Het laten zien van alle perspectieven betekent niet direct dat je alle standpunten goedkeurt. Aanhangers van zowel Israël als de Palestijnen vinden het lastig wanneer je de slachtoffers van de andere kant de ruimte geeft om hun verhaal te doen. Dat is zo ontzettend moeilijk aan dit conflict en het bijbehorende debat. Als ik meeleef met een kolonist die zijn kind heeft verloren bij een aanslag, betekent dat nog niet dat ik de kolonisten in een moreel zonnetje wil zetten. Het is zo gemakkelijk om te zeggen: „Zij zijn de slechteriken, de beesten.” Ja, mensen kunnen afschuwelijke dingen doen. Maar het blijven onze medemensen.”

De Amerikaans-Israëlische journalist Yossi Klein Halevi zei eens: „Eerst was Europa pro-Israël, en nu pro-Palestijns – beide keren hebben jullie het niet begrepen. Wanneer je de partijen verdeelt in ”goed” en ”kwaad”, zie je over het hoofd dat ze allebei ergens gelijk hebben en dat ze, mocht er vrede komen, allebei een deel van zichzelf verliezen.” Herkent u zich in die opvatting?

„Jawel, maar ik vind het niet eerlijk om te zeggen dat het een fiftyfiftysituatie is. De partijen zijn niet gelijkwaardig. Israël heeft een ontzettend sterk en machtig leger, en de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever zijn onderworpen aan de Israëlische bezetting. Ik kan onomwonden zeggen dat ik vind dat de bezetting moet stoppen. Klaar. Maar daarbinnen kan ik nog steeds veel compassie voelen met kolonisten die het slachtoffer worden van Palestijns geweld.”

U neemt zelf geen stelling in het conflict?

„Nee, zeker niet. Maar in een verhit debat gaan de nuances verloren en is het moeilijk om goed duidelijk te maken wat je standpunt is. Als ik zeg dat ik een einde wil aan de bezetting, denken mensen direct dat ik wat tegen Joden heb en met Palestijnen sympathiseer. Ik zet de Palestijnen niet op een voetstuk. Cultureel gezien staan ze veel verder van me af dan de meeste Joden. Ik kan in Tel Aviv of West-Jeruzalem meer mezelf zijn dan in Oost-Jeruzalem. Maar moet dat een doorslaggevende reden zijn om mijn schouders op te halen bij de schending van de rechten van de Palestijnen? Nee, natuurlijk niet.”

U sprak voor het boek met een heel scala aan personen, bijvoorbeeld een christelijke, homoseksuele Palestijnse Israëliër en een Joods-Israëlische zangeres van Marokkaanse afkomst. Wat bleef u het meest bij van deze gesprekken?

„De angst. Als je helemaal teruggaat naar de kern, dan zijn mensen bang voor elkaar. Beide kanten hebben daar ook redenen voor. Natuurlijk worden Palestijnen onderdrukt door het Israëlische leger en natuurlijk zijn Joodse Israëliërs slachtoffer van Palestijns geweld. Die angst is gegrond. En dat is intens treurig.”

U schrijft dat u van tevoren niet wist dat uw correspondentschap getekend zou worden door aanslagen van beide kanten. Wat deed het met u om het leed van mensen van zo dichtbij mee te maken?

„Als journalist deed ik verslag van aanslagen en begrafenissen. Dat is onderdeel van het werk. Dat snappen de ouders van omgekomenen ook, in die rol was het geaccepteerd dat ik daarbij aanwezig was. Maar het waren lastige momenten. Persoonlijk dacht ik: Wat doe ik hier? Ik wil dit niet zien. Dit is van hen, niet van mij. Die momenten zijn zo intiem, ik voelde me een voyeur. Het verdriet van een vader of moeder om een kind dat door geweld om het leven is gekomen, is vreselijk. Na afloop moest ik het van me af laten glijden om mijn werk te kunnen blijven doen. Maar op dat moment zelf is er niks aangrijpenders dan dat verdriet. En dan maakt het geen verschil of het een Joodse of een Palestijnse moeder betreft. Verdriet overstijgt alles.”

Te midden van alle persoonlijke verhalen komen elke keer uw katten en honden het boek ingeslopen. Waarom zijn dieren een terugkerend onderwerp in een boek over het conflict tussen Israël en de Palestijnen?

„Ik ben een dierenliefhebber. In Israël en Palestina liggen kittens en puppy’s gewoon langs de kant van de weg. Dan kun je denken dat de natuur dat wel regelt. Of: wat vies, laat maar liggen. Ik kon dat niet over mijn hart verkrijgen en nam ze mee naar huis. In praktische zin was dat de ideale manier om nieuwe mensen en het land te leren kennen. Als je met een dier loopt, spreken mensen je sneller aan. En iedere keer als er een dier was opgelapt, gingen mijn man en ik op zoek naar een nieuw baasje. Zo kreeg ik contacten door het hele land. Bovendien werkte ik aan veel ellendige verhalen. Ik had te maken met moedeloze, verdrietige, bange en boze mensen. Soms waren ze ook boos op mij. Dan was het fijn om thuis te komen in een ontplofte dierentuin, met kittens die dicht tegen elkaar liggen te slapen. Dat gaf afleiding.”

Waarom waren mensen boos op u?

„Om het feit dat ik een westerse journalist ben. Dat vinden niet alle Israëliërs even leuk. In hun beleving zijn de westerse media op de hand van de Palestijnen. Ook vanuit Nederland kreeg ik nogal eens kritiek op mijn artikelen. Je maakt je niet bepaald populair als je als journalist in Israël gaat werken. Er zijn ook mensen die het wel fijn vinden om met je te praten. De meerderheid van de mensen die ik sprak voor mijn boek, hebben niets meegemaakt waardoor ze paginagroot in de krant kwamen te staan. Dus vertelden ze graag hun verhaal. Mensen die zich niet gehoord voelen, waarderen het als er iemand luistert. In de interviews legde ik hun het vuur niet na aan de schenen. Het ging mij echt om hun persoonlijke beleving.”

Je merkt in het boek dat er een vertrouwensband is tussen u en de geïnterviewden. Ze geven een kijkje in hun ziel.

„Ik ben oprecht in hen geïnteresseerd. Ik wil zo dicht mogelijk bij iemands motieven komen. Waarom stemt hij wat hij stemt? Waarom is hij zo bang voor ”de ander”? Dat maakt het verhaal voor mij heel waardevol.”

Was het voor u als christen bijzonder om in Israël te wonen?

„Natuurlijk. In Jeruzalem woonden we in de Oude Stad, in de christelijke wijk. Die verbinding met het geloof is heel mooi. Vooral Kerst in Bethlehem en Pasen op de Olijfberg krijgen dan een bijzondere lading. Maar ik was vooral heel blij dat ik een fijne kerk had gevonden in Jeruzalem. Die kerk had overal kunnen staan.”

En nu bent u op zoek naar een kerk in Nederland die lijkt op die in Jeruzalem?

„Klopt. Ik ben nog nooit lid geweest van een Nederlandse kerk, dus ik wil diverse kerken bezoeken. De kerk in de Oude Stad van Jeruzalem was warm, inclusief. Sociale gerechtigheid speelde er een grote rol. Als je op een plek naar de kerk gaat waar mensen het moeilijk hebben, zoals in Jeruzalem, worden de verhalen uit de Bijbel meteen relevant. De voorganger wist ook goed een verband te leggen tussen de Bijbel en het heden. Ik zoek een kerk waar een liberale boodschap wordt verkondigd, zonder dat het de spirituele boodschap verzwakt. Er zijn kerken waar het godsbeeld verwatert. God is een ”zij” en Jezus doet er niet zo veel toe. Dan raak je de essentie kwijt. In Jeruzalem was iedereen welkom, maar hadden we wel een strakke liturgie.”

Boekgegevens

Hipsters, baarden, martelaren. Ontmoetingen in Israël en Palestina, Anna Krijger; uitg. Querido, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 214 0780 7; 256 blz.; € 18,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer