„Wie een leraar redt, redt een school”
Oud-president van Zuid-Afrika Nelson Mandela zei eens: „Education is the most powerful tool for change” (Onderwijs is het beste middel om een verandering te bewerkstelligen). Of dat ook geldt voor de aids-problematiek is de vraag. Het blijkt heel moeilijk gedragsveranderingen, nodig voor de complexe strijd tegen aids, via het onderwijs tot stand te brengen.
De aids-epidemie slaat hard toe, met name op het Afrikaanse continent. Wereldwijd zijn er al meer dan 60 miljoen mensen met het HIV/aids-virus geïnfecteerd. De alarmbellen rinkelen en ontwikkelingshulporganisaties proberen elk op hun eigen manier iets aan dit probleem te doen. „Gecoördineerd optreden is echter een must en de sleutel tot daadwerkelijk succes”, aldus Jan Hoekema, voormalig D66-kamerlid en momenteel hoofd van het directoraat-generaal internationale samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hoekema is een van de sprekers op het donderdag en vrijdag door de christelijke medefinancieringsorganisatie ICCO en Edukans gehouden congres te Driebergen voor ontwikkelingsorganisaties met een protestants-christelijke achtergrond. Het doel: „ICCO en Edukans willen de deelnemende organisaties laten nadenken over innovatieve en duurzame mogelijkheden die het onderwijs biedt in de bestrijding van HIV/aids.”
Aids is niet alleen een gezondheidsprobleem, maar ook een onderwijsprobleem. Daarbij komt dat jongeren wereldwijd steeds vroeger seksueel actief zijn. De vraag dient zich aan of daar op scholen op kan worden ingehaakt. Hoekema: „Onderwijs is een onmisbaar sociaal vaccin tegen aids. Aids is echter ook een bedreiging voor het onderwijs: leerkrachten overlijden als gevolg van het virus.” Zonder leraren geen school. Wie dus een leraar redt, redt een klas. Ook leerlingen blijven weg omdat zij thuis voor aan aids lijdende familieleden moeten zorgen of het gezinsinkomen moeten aanvullen. Aan de andere kant is er voor scholen zeker een taak weggelegd. Er kunnen preventieve maatregelen genomen worden. Te denken valt aan seksuele voorlichting, gericht op de preventie van aids. „Scholen zijn vaak het middelpunt van de sociale gemeenschap. Het op school geleerde vloeit weer door naar de gezinnen.”
Daarbij is het van groot belang dat de docent het goede voorbeeld blijft geven. Dat ervaart ook de 29-jarige Naftali, leraar op een school in Afrika. Zowel zijn zwangere vrouw als hijzelf blijkt seropositief te zijn. Gelukkig kreeg hij medicijnen (aids-remmers) voorgeschreven, een mogelijkheid die lang niet alle Afrikanen hebben. Maar omdat hij als leraar redelijk verdient, kan hij die kopen en daardoor is hij in staat zijn werk te blijven doen. Perspectief op langer leven geeft Naftali hoop. Maar geen van zijn leerlingen weet dat hij geïnfecteerd is: „Als ik vergeten ben mijn medicijnen van huis mee naar school te nemen, zeg ik tegen mijn leerlingen dat ik even naar huis ben om een vergeten schoolboek op te halen.” Het taboe in Afrika op aids en de angst voor het stigma is groot. Om geloofwaardig tegen aids te kunnen waarschuwen is het belangrijk dat de docent zelf onbesmet is.
Uit de praktijk blijkt echter vaak dat ook docenten drager van het HIV/aids-virus zijn. Zo is in Mozambique 17 procent van alle leerkrachten besmet. Niet zelden zijn docenten zelf verantwoordelijk voor de verspreiding van aids - in Afrika is het percentage leraren dat seksueel contact heeft met leerlingen hoog. Neem alleen al Mozambique. Cijfers tonen aan dat eenderde van de leerkrachten in dat land seksueel contact heeft gehad met leerlingen. Hoekema pleit dan ook voor „een strakker sanctiebeleid en een mentaliteitsverandering.”
Uit de diverse lezingen op het aids-symposium komt naar voren dat in Afrika relatief meer vrouwen dan mannen besmet zijn met het HIV-virus. Het blijkt dat vrouwen en meisjes in Afrika kwetsbaarder zijn voor seksueel misbruik. „Extra aandacht voor meisjes en vrouwen is daarom ook noodzakelijk. Daardoor worden ze weerbaarder en zullen ze minder snel worden gedwongen ongewenste seksuele contacten aan te gaan”, stelt Hoekema. Maar Joanne Leerlooijer van de Universiteit Maastricht is voorzichtiger. Op grond van haar onderzoekservaringen in Zuid-Afrika en Tanzania weet ze dat er veel barrières zijn die noodzakelijke gedragsaanpassingen in de weg staan.
Hoekema gaat ook nog in op de rol van het maatschappelijk middenveld. Het maatschappelijk middenveld is fundamenteel voor „de bewustwording en de destigmatisering van het probleem.” Over de preventieve bijdrage van de kerken is hij minder te spreken: „Conservatieve religieuze leiders steken hun kop in het zand door geen seksuele gemeenschap als oplossing aan te dragen. Aids zo oplossen is geen oplossen.” Wel geeft hij toe dat de kerken goed werk verrichten als het gaat om de opvang en verzorging van aids-patiënten. Ook voor bedrijven ziet hij een rol weggelegd. „Onze huidige minister van Ontwikkelingssamenwerking, Van Ardenne, is daar dol op.”
Theo Paulussen, wetenschappelijk medewerker van de divisie jeugd van TNO, houdt een realistisch betoog over de (on)mogelijkheden van een gezondheidsbeleid op scholen. Hij waarschuwt voor een onrealistisch optimisme over de effecten op schoolniveau. In de praktijk blijkt, na invoering van voorlichtingsprogramma’s op scholen, dat maar 7 procent wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is. Jan Ouwehand, deelnemer aan het congres en beleidsmedewerker van de overkoepelende christelijke hulporganisatie Prisma, is hem daar dankbaar voor. De bestrijding van aids is volgens hem niet gebaat bij een vroegtijdige euforie, maar bij een realistische benadering.
Ouwehand is blij met de nadruk op „waardeoverdracht” die hij uit de achtereenvolgende lezingen destilleerde. In de strijd tegen aids worden „waarden en normen” tegenwoordig weer genoemd als bruikbare middelen waarmee rekening moet worden gehouden. De Prisma-medewerker is een voorstander van het inspelen in Afrika op eigen „verantwoordelijkheden.” „Ontneem mensen niet hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om ”abstinence” (onthouding), ”be faithful” (trouw zijn) en ”use condoms” (gebruik een condoom).”
Hij is optimistisch als het gaat om het komen tot bepaalde vormen van samenwerking van christelijke hulporganisaties met betrekking onderwijs en aids in Afrika. Het gaat intussen wel om miljoenen kostbare „windows of hope”: jongeren met hun eigen dynamiek en toekomst voor de maatschappij. Als ze allemaal besmet raken, is de ramp niet te overzien.