Buitenland

Vernielen van monumenten is geen oplossing

Verschil in Bijbelvertaling kan een argument zijn dat tegenstanders van monumenten voor de Tien Geboden in Amerika gebruiken om de gedenktekens verwijderd te krijgen. Met name de vertaling van het zesde gebod bewijst voor hen dat er één bepaalde godsdienst wordt bevoordeeld. En dat mag niet volgens de grondwet van de Verenigde Staten.

W. B. Kranendonk
22 August 2017 18:45Gewijzigd op 16 November 2020 11:17
In 2014 reed de toen 29-jarige Michael Tate Reed met zijn auto tegen het monument voor de Decaloog in de Amerikaanse stad Oklahoma. Op 28 juni van dit jaar herhaalde hij dit in Little Rock, Arkansas. beeld Oklahoma State
In 2014 reed de toen 29-jarige Michael Tate Reed met zijn auto tegen het monument voor de Decaloog in de Amerikaanse stad Oklahoma. Op 28 juni van dit jaar herhaalde hij dit in Little Rock, Arkansas. beeld Oklahoma State

Vrijheid! Dat schreeuwde de 32-jarige Michael Tate Reed in de vroege ochtend van 28 juni, toen hij met zijn auto het monument van de Tien Geboden bij het parlementsgebouw van de staat Arkansas in Little Rock kapotreed. Van het 2721 kilo wegende gedenkteken, dat een dag eerder was opgericht, restten een paar brokstukken. Reed werd kort nadien gearresteerd.

Het was niet de eerste keer dat hij bewust met zijn auto tegen een monument voor de Decaloog botste. In oktober 2014 deed Reed hetzelfde in Oklahoma. Kort nadien gaf hij zich bij de autoriteiten aan. Hij zei zelf christen te zijn en de Tien Geboden te willen gehoorzamen. Maar hij kon niet velen dat de grondwettelijke rechten werden geschonden door op publieke plaatsen een gedenkteken voor de Tien Geboden op te richten.

De American Civil Liberties Union (ACLU) liet in een reactie weten de actie van Reed te veroordelen. „We keuren iedere daad van vernieling of vandalisme af”, zei Rita Klar, directeur van de ACLU in de staat Arkansas. „Onze organisatie is tegen het plaatsen van monumenten voor de Tien Geboden op welke openbare plaats dan ook. Maar we willen dat ze verwijderd worden door de rechter en op een veilige manier worden weggehaald. Vernielen is niet de goede aanpak van het probleem.”

Scheiding kerk en staat

De ACLU voert al jaren actie tegen de paar duizend monumenten van de Tien Geboden die –verspreid door de VS– op rotondes, in parken en bij gerechts- of overheidsgebouwen staan. De organisatie beschouwt het plaatsen van deze gedenktekens als een schending van de grondwettelijke scheiding van kerk en staat. Dat is volgens de ACLU de reden waarom ze processen voert, niet dat ze „de meeste regels” van de Tien Geboden verkeerd vindt. „Tegen de geboden die gaan over intermenselijke relaties (zeg maar de tweede tafel van de wet, WBK) kun je geen bezwaar hebben”, zegt Klar. „Het is goed als mensen zich daaraan houden.” Haar organisatie heeft wel moeite met de eerste geboden, waarin de verhouding tot God aan de orde komt. „Die voorschriften passen niet in een pluriforme samenleving.”

Jarenlang vingen de ACLU en andere tegenstanders van deze gedenktekens bot. Een keerpunt kwam in 2000, toen het zevende hof van appel in Indiana stelde dat een monument bij het stadskantoor van de plaats Elkhart, dat daar sinds 1958 stond, moest worden weggehaald. Een jaar later gaf het federale hooggerechtshof te kennen dat de rechters in de staat Indiana gelijk hadden. In hun argumentatie verwezen zowel de rechters in Indiana als de federale opperrechters naar een uitspraak van het federale hooggerechtshof uit 1980. Daarbij werd het openbare onderwijsinstellingen verboden om de tekst van de Tien Geboden in school op te hangen. Met de uitspraak van het federale hooggerechtshof van 2001 kregen de tegenstanders van deze monumenten een juridische sloophamer in handen om een kruistocht tegen de gedenktekens te voeren.

Promoten

Niet alle opperrechters waren het met de beslissing van het federale hooggerechtshof eens. William H. Rehnquist stelde dat de Tien Geboden niet alleen van religieuze betekenis zijn. „Ze spelen ook een belangrijke rol in seculiere zaken. Een monument kan ook herinneren aan de culturele en historische wortels zonder dat het een promoten van een bepaald geloof wordt”, zo verdedigde hij zijn standpunt.

Heeft Rehnquist gelijk of niet? Daarover ging de discussie onder juristen in de daaropvolgende jaren. De als progressief bekendstaande opperrechter John Paul Stevens zei: „Het is niet uit te leggen dat de Tien Geboden geen voorkeur hebben voor één bepaalde godsdienst. Kijk maar naar de aanhef. „Ik ben de Heere uw God.” Daarmee wordt uitgesproken dat de God van de Tien Geboden de enige God is. Als je een monument voor Zijn wet opricht, leg je in de samenleving de claim neer dat dit de enige God is. Dat kan grondwettelijk niet.”

Om te bewijzen dat er in de Tien Geboden een voorkeur wordt uitgesproken voor een bepaald geloof wordt in juridische discussies ook gewezen op de verschillen bij de indeling van de wet en op de Bijbelvertalingen die voor een monument werden gebruikt.

Rooms-katholieken en protestanten maken een verschillende indeling van de wet. Wat bij protestanten het eerste en het tweede gebod is, hebben rooms-katholieken samengevoegd tot één gebod. Zij knippen het tiende gebod zoals de protestanten dat kennen in tweeën.

Verschil in vertaling

Daarnaast is er in het Engels een verschil in de vertaling van het zesde gebod. In de rooms-katholieke vertaling wordt „Gij zult niet doodslaan” vertaald met: „Thou shall not kill”(gij zult niet doden), terwijl de protestantse vertaling is: „Thou shall not murder” (gij zult niet moorden). Afhankelijk van de vraag welk woord op het monument is gebruikt, wordt door tegenstanders beweerd dat het gedenkteken reclame is voor hetzij het rooms-katholicisme, hetzij het protestantisme. Daarmee is volgens deze groep bewezen dat een monument voor de Tien Geboden wel degelijk een aantasting van de vrijheid van godsdienst is.

De uitspraak van het federale hooggerechtshof in 2001 heeft beperkt effect gehad. Slechts op geringe schaal werden monumenten verwijderd. Politici in verschillende staten wierpen zich op als pleitbezorgers van de handhaving van de monumenten. Een van hen was huidig minister van Justitie Jeff Sessions, die er in 1998 voor had gezorgd dat de Senaat van de staat Alabama een resolutie aannam dat de Tien Geboden in overheidsgebouwen op een goed zichtbare plaats moesten zijn te lezen. Zijn motivatie om voor het handhaven van de monumenten te zijn: „De Tien Geboden bieden een kader voor moreel gedrag. Het onderhouden ervan bevordert het respect voor ons rechtssysteem en voor het welzijn van ons land.”

Wel werd het na 2001 moeilijker om nieuwe gedenktekens op te richten. Een besluit tot plaatsing van een monument vormde steeds de start van een lang juridisch gevecht. Toch gebeurde het hier en daar. Bekende voorbeelden zijn de oprichting van een gedenkteken bij het parlementsgebouw van de staat Oklahoma. Dat werd gefinancierd met particuliere gelden. In 2012 werd het geplaatst. Na een maandenlang proces oordeelde het hooggerechtshof van die staat dat dit beeld weg moest omdat de wetgeving van Oklahoma het verbood om de openbare ruimte te gebruiken voor godsdienstige doeleinden.

Gelijke monniken

Een bijkomend argument was dat de handhaving van dit monument de deur zou openen voor andere religieuze groepen om ook een gedenkteken „met een godsdienstige lading” te plaatsen op openbare grond. Verzoeken daartoe van de satanskerk in Oklahoma en van de Kerk van het vliegend Spaghettimonster waren al binnen. Daarvoor voelde het parlement van Oklahoma niet. Dat standpunt werd vervolgens door de rechter gebruikt om dan ook het gedenkteken voor de Tien Geboden te verwijderen. Als de ene godsdienst het niet mocht, dan ook de andere niet, vond de rechter.

Vertegenwoordigers van de Fraternal Order of Eagles, een organisatie die in de vorige eeuw het oprichten van honderden monumenten had gefinancierd, blijven bestrijden dat de monumenten een bepaald geloof verdedigen. De twee presidenten van deze broederschap, Sonny Crawford en Pat Lazenby, zeggen: „Wij promoten de Tien Geboden niet om daarmee de publieke opinie te indoctrineren, maar om daarmee te onderstrepen dat deze een belangrijke rol hebben gehad bij de ontwikkeling van ons rechtssysteem.”

De ironie van de geschiedenis is dat kerken nu protesteren als er pogingen zijn om beelden weg te halen, terwijl ze in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw juist bezwaar hadden tegen de plaatsing van deze monumenten. Historicus Thomas Kidd, die geregeld publiceert over de scheiding van kerk en staat, zegt: „De acties tegen de monumenten worden nu gezien als pogingen om godsdienst uit het publieke leven te verbannen. Daar hebben kerken moeite mee, zelfs denominaties die vanouds heel sterk de scheidslijn verdedigen.”

Dit is het derde deel van een vierdelige serie over het functioneren van de Tien Geboden in de Verenigde Staten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer