Varen: dat moet je willen
Veel vrijheid en avontuur. Tegelijk gaat het werk in de binnenvaart altijd door. Waarom kiest iemand voor een baan op het water? Een schippersvrouw, matroos en schipper vertellen.
Flink aanpoten en gewoon je best doen
„Natuurlijk wil ik schipper worden. Maar dat moet je verdienen, vind ik. Dus ik begin onderaan en ga ervaring opbouwen.”
Pieter Berkhout (16) uit Urk voegt over een paar weken de daad bij het woord. Dan begint hij met zijn opleiding tot matroos, in Urk, dus mooi dicht bij huis. Niet dat dat laatste zo belangrijk voor hem is, want hij trekt graag de wijde wereld in. Sinds zijn twaalfde gaat hij geregeld mee met de vissersboot van zijn oom. „Een paar jaar geleden wist ik al: dit wil ik ook. Ik vind varen heel erg leuk. Je komt overal. Vorige week ben ik nog in Duitsland geweest, in Koblenz.
De Urker is afgelopen voorjaar geslaagd voor zijn vmbo-examen elektrotechniek. Omdat er een lange zomer in het verschiet lag, vroeg Pieter een schipper die hij via een vriend kent of hij een paar weken mocht meevaren. „Ik ben nu al een paar keer mee geweest en het bevalt goed. Mijn praktijkopleiding mag ik ook op dit schip doen. Ik heb het getroffen, het is een gezellige bemanning.” Hoe vindt hij het om een deel van zijn opleiding in de schoolbanken te moeten volgen? Nuchter: „Je moet eerst je theorie leren voor je in de praktijk bezig kunt gaan.” Twee of drie jaar duurt de opleiding, zegt hij. „Het grootste deel ben je op de vaart.”
De afgelopen tijd heeft Pieter al van het matrozenwerk kunnen proeven. „Je doet veel onderhoud. Verven, schoonmaken, schuren. En komen we bij een sluis, dan maak ik het touw vast aan de kade.” De werkdag aan boord begint om halfacht. Maar soms is er ook in de avonduren werk aan de winkel, als het schip een sluis bereikt. Moet een matroos flink aanpoten? „Je moet gewoon goed je best doen.”
In zijn vrije tijd is Pieter op de brug te vinden. Dat is de stuurhut. „Dan drink ik koffie met de schipper en praten we wat. Gezellig.” Zijn ouders, geen schippers trouwens, vinden de plannen van Pieter mooi. „Ze laten mij vrij. Ze zijn er ook al aan gewend dat ik vaak weg ben, in vakanties ben ik altijd aan het varen.” Voor eenzaamheid is de Urker niet bang. Vrienden van hem doen ook de opleiding tot matroos, vertelt hij. „Ik ken veel mensen.” En zijn vmbo-diploma? Komt dat nog van pas aan boord? „Met elektrotechniek kun je altijd wel wat.”
Dankzij sociale media is iedereen in de buurt
Het vrije en onzekere. Niet weten waar je terechtkomt. Dat vindt schipper Arjen Vat (42) uit Alblasserdam mooi aan het varen.
Het overgrote deel van zijn leven brengt hij door op de Europese wateren. „Ik weet niet beter. Ik hoop hier ook zo lang mogelijk mee door te gaan.” Hij gebruikt niet het woord ”verslavend”, maar zegt wel: „Mensen die stoppen met varen, zie je vaak weer terugkomen. Het blijft toch trekken. Maar je moet dit natuurlijk wel echt willen.”
Want, zegt hij, wie vaart moet soms moeilijke keuzes maken. Voor hem en zijn vrouw Paulien kwam dat moment toen hun oudste kind vijf jaar werd. „Vanaf die leeftijd zijn kinderen leerplichtig. Daarvoor mogen ze aan boord ‘naar school’: er is een speciaal kleuterpakket voor ontwikkeld. Toen onze oudste vijf werd en naar groep 3 ging, is mijn vrouw aan de wal gaan wonen. We vonden dit het beste, we willen onze kinderen graag zelf opvoeden. Daarom zijn ze alle vijf niet naar het internaat geweest. Zelf heb ik daar wel op gezeten, en het was prima, maar wij hadden de gelegenheid om het anders te doen. Mijn vrouw staat er doordeweeks alleen voor, dat wel. Ik ben alleen de weekenden thuis, maar het lukt gelukkig goed, ze kan het prima aan. We hebben hier nooit spijt van gehad.”
Vats ouders hebben ook een schip, wat hem de mogelijkheid bood al op jonge leeftijd het vak te leren. Hij volgde zijn opleiding helemaal aan boord, werd eerst matroos en later schipper. Op z’n twintigste had Vat zijn schipperspapieren binnen. „In die tijd kon het nog zo. Nu moet je deels naar school. Een matroos van mij gaat bijvoorbeeld om de vier, vijf weken een tijdje van boord om lessen te volgen.”
Toen Vat trouwde, op zijn 21e, is zijn vrouw gaan meevaren. Zij heeft ook alle schipperspapieren gehaald, vertelt hij trots. „We hebben sinds 2002 ons eigen schip, de Pauline Anette, en kunnen in totaal 1719 ton vracht vervoeren: graan, kolen, zand, erts, grind, containers, we krijgen van alles aan boord.’’
Het moment dat zijn vrouw na zeven jaar samen varen naar de wal ging, was heel moeilijk, zegt Vat. „Maar van lieverlee raak je eraan gewend. En ik doe het graag, het varen. Ik heb het ook goed getroffen met het personeel, en weten dat het thuis prima gaat met iedereen, helpt ook.”
Personeel vinden is nooit een probleem geweest voor Vat. „Ik heb nog nooit een advertentie hoeven zetten. Eerst waren mijn broertjes bij mij matroos en later kwamen er anderen. Het vinden van mensen is een kwestie van mond-tot-mondreclame. Ik snap wel dat het moeilijker wordt om mensen te vinden die dit werk willen doen. De binnenvaart wordt steeds meer een mannenwereld. Het gaat 24 uur per dag en 7 dagen per week door. Misschien haken daardoor mensen af.” Wat hemzelf betreft is daar dus geen sprake van. Mist hij sociale contacten niet? „Nee hoor. Met sociale media is iedereen in de buurt en heb je razendsnel contact. De tijd dat je hele periodes niks van thuis meekreeg, is echt helemaal voorbij.”
Een week op, een week af
‘Vrijetijdvaren’. Dat doen de Zwolse Ariena Hoogeveen (48) en haar man sinds een jaar of vier. „Het houdt in dat je een periode wel en een periode niet op het schip bent. In ons geval is het een week op en een week af.”
De familie vervoert met haar eigen schip de Threant „alles wat er op het pad komt”, door heel Europa. „De ene keer is het kunstmest, dan kolen en de volgende keer weer wat anders. In totaal kunnen we 3650 ton vracht vervoeren.”
Ariena en haar man varen inmiddels 28 jaar. Ze komt zelf uit een schippersgezin. „Op m’n zesde ging ik net als andere schipperskinderen naar het internaat en later heb ik een interne opleiding tot ziekenverzorgende gevolgd. Toen ik op m’n twintigste trouwde, ben ik terug naar het schip gegaan. Bijna 25 jaar hebben we met ons gezin continu gevaren.”
In 2006 kocht de familie een huis aan de wal.
Anders dan de benaming doet vermoeden, is vrijetijdvaren best druk, zegt Ariena. „Met een huis erbij heb je eigenlijk twee levens. Je stapt elke week in een nieuwe situatie. Als je geen woning aan de wal hebt, geniet je echt van het leven aan boord. In het weekend bekijk je eens rustig de stad waar het schip op dat moment ligt. Nu denken we als we ergens aanleggen: wanneer kunnen we naar huis? Maar het grote voordeel van regelmatig aan de wal te zijn, is dat we meer sociale dingen kunnen doen. We gaan naar verjaardagen en worden daar nu ook echt verwacht. Ook doe ik tegenwoordig veel dingen in de kerk. Dat is erg leuk.”
De keuze voor vrijetijdvaren had te maken met de zoons van Ariena en haar man, beiden ook opgeleid tot schippers. Zij wilden graag ook aan het roer. „Toen zijn we elkaar wekelijks gaan aflossen. Want meerdere kapiteins op een schip, dat werkt niet. Tot afgelopen december hebben we dit zo gedaan. Toen wilde onze oudste zoon iets anders. Hij is nu kapitein op een passagiersschip. Omdat het vrijetijdvaren ons goed beviel, zijn we op zoek gegaan naar een andere schipper die ons kon aflossen… Met succes.”
In Zwolle en omstreken is er niet zo’n groot personeelsprobleem in de binnenvaart, denkt Ariena. „Volgens mij speelt dat meer in het westen van het land, waar meer containervaart en tankvaart is. Daar gaat het werk 24 uur per dag door. Wij hebben een vrachtschip en kunnen ’s nachts aanleggen. Dat is een voordeel. Ook is het in Zwolle nog aardig gebruikelijk om met het hele gezin aan boord te wonen. Onze oudste dochter vaart met haar man en twee kleine kindjes, veertien uur per dag. En als ze eens een weekendje ergens willen liggen, dan doen ze dat. Ik weet van zeven jonge gezinnen die het ook zo doen. Als ze elkaar dan onderweg toevallig ergens tegenkomen, ondernemen ze samen iets gezelligs. Dat is het leuke als je altijd op een schip woont: er gebeuren nog weleens onverwachte dingen.”
Twee jongere kinderen van Ariena en haar man hebben het varen wel gezien. Zij zijn 13 en 15 jaar en wonen de ene week op het internaat en de andere week thuis. „Het liefst willen ze helemaal niet meer naar boord”, vertelt Ariena. „Ze gaan nu nog wel mee als we in het weekend werken en ook tijdens de vakanties.”
Over twee jaar varen Ariena en haar man dertig jaar. Misschien is het dan tijd voor iets nieuws. „Een kleiner schip bijvoorbeeld, waarop we niet afhankelijk zijn van personeel. Of voorgoed aan de wal. Het is nog afwachten wat het wordt. We zijn niet van die langetermijndenkers.”