Hasseltse predikant duidt Joodse dodenakker
Vijftien jaar lang wist de Hasseltse PKN-predikant ds. P. Ros (56) niet wie zijn ‘buren’ waren. En elke dag als hij met zijn hond langs de Joodse begraafplaats liep, op een steenworp afstand van de pastorie, vroeg hij zich dat weer af.
Nu de predikant in september vertrekt naar zijn nieuwe standplaats, Joure, heeft hij een afscheidscadeau voor Hasselt gemaakt. Komende maand verschijnt een brochure waarin hij uitgeplozen heeft wie er op deze Joodse dodenakker begraven zijn en wat de verhalen zijn achter hun namen.
Met de uitgave heeft Ros na vijftien jaar Hasselt ook zijn nieuwsgierigheid bevredigd. „Ik wilde weten wat er precies op die 22 grafzerken staat. De brochure is dus uit nieuwsgierigheid tot stand gekomen. Omdat ik ook gepakt werd door wat er op de stenen staat”, legt ds. Ros uit. „De brochure is een monumentje voor de mensen die hier geleefd hebben.”
Oorspronkelijk bevond de begraafplaats zich op een andere locatie, overigens niet ver van de huidige vandaan. Die plek kreeg de Joodse gemeenschap van Hasselt toegewezen nadat in 1825 de oorspronkelijke begraafplaats door een overstroming was weggespoeld.
De oudste grafsteen dateert uit 1873. Waar de overledenen tussen 1825 en 1873 zijn gebleven, blijft onduidelijk. Overigens doen er volgens ds. Ros allerlei verhalen de ronde over het dodenakkertje. „Er wordt wel verteld dat er helemaal geen stoffelijke resten in de kisten zouden liggen. Of dat er veel meer liggen en er maar een paar stenen staan.”
Ds. Ros zegt getroffen te zijn door de familieverhalen en verbanden die naar boven zijn gekomen. Hij wijst op het monument naast de begraafplaats, waarop namen staan van Joden uit Hasselt die in de oorlog werden weggevoerd en zijn vermoord in de vernietigingskampen van de nazi’s. „Hoe ongelooflijk rauw is dan de oorlog als er van een gezin met negen kinderen niemand overblijft. Ja, dat grijpt mij aan. Dat boek is dicht en het zijn maar getallen, maar ze krijgen zo toch een naam en een gezicht.”
De nieuwsgierigheid van de Hasseltse predikant werd aangewakkerd doordat hij als christen een relatie heeft met Israël en het Jodendom. „Het christendom is begonnen als een Joodse sekte. Wij zijn bij het Jodendom weggegroeid. De apostel Paulus zegt daarover dat wij als wilde takken zijn geënt in de edele olijfboom. Ik weet ook meer van de geschiedenis van Israël dan van de Nederlandse historie. Ja, ik weet dat in Nijmegen de Romeinen hebben gelopen en dat de Batavieren ons land binnenkwamen, maar van de oertijd van Nederland weet ik praktisch niets. Van Israël daarentegen weet ik dat in 700 voor Christus David er koning was en ik ken de geschiedenissen van Abraham en de aartsvaders. Het is mij met de paplepel ingegoten. Jezus was een Jood, de apostelen ook, hoe kan ik dan niets met Israël hebben?”
De citaten en teksten op de grafstenen maakten hem ook nieuwsgierig. „Wat staat er precies? Het blijken zinnen uit Bijbelteksten te zijn en oude Bijbelse namen. Dezelfde teksten dus als die wij kennen. Zo mogen wij meekijken over hun schouders. Dan besef je eens te meer dat de wereld van de Bijbel ook hier in Hasselt was, en we hebben het niet geweten. Nu zijn de teksten toegankelijk gemaakt voor iedereen die er langsloopt.”
Grafsteen Annigje Keizer-Bromet
Annigje (Hindeke) Keizer-Bromet, de echtgenote van Meijer Keizer, wordt geboren op 7 september 1794 en overlijdt op 13 februari 1878 te Hasselt in de leeftijd van 83 jaar. Ook haar grafsteen is op de begraafplaats in Hasselt terug te vinden. De tekst luidt:
”Hier is geborgen: Mevrouw Hindche, dochter van de heer Menachem, vrouw van de heer Me’ir. Geboren op zondag 12 Eloel 5554 en overleden aan de vooravond van dinsdag 9 Adar I en begraven op woensdag 10 van die maand 5638. „Wee mijn hinde”, weende haar man, oud en van het leven verzadigd. De hand van de Almachtige heeft ons getroffen en heeft een moeder van haar zonen weggenomen. Zij leidde in de geest van wijsheid en verstand de arbeid van haar huis. Deuren opende zij voor gasten die aten van haar brood. Haar handpalm spreidde zij uit [als] in het Heiligdom om van de Allerhoogste barmhartigheid af te smeken. Een vast graf is hier, maar haar ziel is opgestegen naar de hemel.”