Nederland: rijke landen moeten afspraken nakomen
Slechts vijf landen houden zich aan internationale afspraken om een minimum van 0,7 procent van het bruto nationaal inkomen (bni) aan ontwikkelingshulp te spenderen. Nederland is een van die landen en verzoekt regeringen „met klem" hun inspanningen te vergroten. Dit heeft minister Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking dinsdag aan de Tweede Kamer geschreven.
Nederland besteedt 0,8 procent van het nationale inkomen aan directe ontwikkelingshulp. Luxemburg, Noorwegen, Zweden en Denemarken houden zich ook aan de afspraak. De Verenigde Staten sluiten de rij van rijke landen met een percentage van 0,14.
In de brief aan de Kamer presenteert Van Ardenne het rapport ’Developing a global partnership for developing’, waarin de voortgang die is gemaakt met de zogeheten Millennium Doelen beschreven is. In 2000 spraken 189 landen af om in 2015 de armoede in de wereld te halveren en stelden acht doelstellingen op. Nederland is het eerste rijke land dat zijn voortgang rapporteert.
Een van de doelstellingen is dat rijke landen samen met ontwikkelingslanden een globaal partnerschap vormen. Dat houdt in dat rijke landen hun hulp vergroten, de schuldenlast aanpakken van arme landen, handelsbelemmeringen verminderen en de arme landen toegang geven tot betaalbare medicijnen.
Minister Van Ardenne zal over twee weken het rapport presenteren tijdens de conferentie van de Verenigde Naties over handel en ontwikkeling (Unctad).