Proces tegen Gentse ”sapman” van start
De rechtbank in Gent buigt zich vanaf woensdag over de geruchtmakende vondst van 1400 kilo cocaïne in Zaandam en Hoorn in 1997. Hoofdverdachte is de Gentse ”sapman” N. de M., maar in het lijvige dossier passeren vele namen uit de IRT-affaire de revue.
De vangst van de megapartij cocaïne in 1997 was een toevalstreffer. De politie in Zaandam controleerde een in Gent gehuurde bestelbus. De agenten troffen in het voertuig ruim 400 kilo cocaïne aan in kistjes van Woestijnwind, het fruitsappenbedrijf van de Belg De M. De drie inzittenden van het busje, onder wie de 37-jarige Zaandammer B. R., werden aangehouden.
De Zaanse politie schakelde justitie in Gent in. Die vond uit dat het Belgische sappenbedrijf kort tevoren twee containers met citrusvruchten had ingevoerd. In een daarvan moesten de 400 kilo drugs hebben gezeten. De andere container werd teruggevonden op een parkeerplaats in Hoorn. In de dubbele wanden hiervan werd nog eens ruim 1000 kilo cocaïne gevonden.
De 55-jarige De M. bekende al snel. Hij wilde met de drugssmokkel zijn in geldnood verkerende bedrijf redden. Justitie in België ontdekte ook verbindingen met de Nederlandse IRT-affaire. Zo dook de naam van de Amsterdamse banketbakker A. C., alias de Taartman, op als compagnon van De M.
Het hof in Amsterdam veroordeelde C. in 2000 tot negen jaar cel wegens grootscheepse cocaïnesmokkel vanuit België en de invoer van tonnen hasj. Het was een van de weinige successen van het landelijk rechercheteam dat de IRT-affaire onderzocht. Cruciaal in het proces tegen de Taartman waren de verklaringen van de in Zaandam aangehouden R.
Officier van justitie Snijders probeerde aanvankelijk met de Zaandammer ook een deal te sluiten. Hij wilde dat R. zou getuigen tegen de voormalige chef van de Criminele Inlichtingendienst (CID) Kennemerland K. Langendoen en diens toenmalige rechterhand J. van Vondel. De twee kwamen in opspraak wegens de door hen gehanteerde opsporingsmethoden.
Zo lieten ze softdrugs door om zo informanten in criminele organisaties te laten groeien. Deze werkwijze leidden tot de IRT-affaire. Justitie heeft geen enkel bewijs gevonden dat Langendoen en Van Vondel zichzelf verrijkten, zoals boze tongen meldden. Ook R. wist niets belastends over Langendoen te melden.
Van Vondel en Langendoen staan in hoger beroep wel terecht omdat ze bij de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa zouden hebben gelogen over betalingen aan de in België wonende informant P. R. Deze Nederlander, eveneens met de bijnaam de sapman, verwerkte voor de CID’ers bevroren sappen die als dekladingen voor drugs dienden. R. is in het proces tegen Langendoen en Van Vondel de kroongetuige. Hoewel de geloofwaardigheid van R. bij het hof in Den Haag ter discussie is komen staan, wordt hij nog steeds door Justitie beschermd.