Een 35-jarige instructeur in opleiding kwam om het leven op een schietbaan toen hij werd getroffen door meerdere kogels. Dat gebeurde op 22 maart 2016 in het schiethuis van de politieacademie in Ossendrecht.

De schutter, de hoofdinstructeur en de toezichthouder op de oefening waren verdachten. Uit onderzoek blijkt dat bij de schutter geen sprake was van opzet of verwijtbare schuld aan de dood van het slachtoffer. Hij voerde de oefening uit volgens de instructies.

De twee instructeurs valt niets strafrechtelijk te verwijten. Zij vertrouwden er volgens het OM terecht op dat de baan was gekeurd en veilig was. Maar het blijkt nu dat de locatie niet goed was en niet gebruikt had mogen worden. Het OM baseert zich op onderzoek van de Koninklijke Marechaussee. Het OM kan een centraal overheidsorgaan niet strafrechtelijk vervolgen, zegt een woordvoerster van het OM.

Naar de fatale gebeurtenis lopen nog twee onderzoeken, door Defensie en door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). „Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd, in de eerste plaats voor het slachtoffer, de nabestaanden, maar ook voor de betrokken militairen. Het is van het grootste belang dat duidelijk wordt wat er mis is gegaan”, meldt een woordvoerder van Defensie. Het ministerie kan nog niet inhoudelijk ingaan op de kwestie, omdat de twee andere onderzoeken nog lopen. Defensie gebruikt de baan niet meer voor deze oefeningen.

De advocaten van de betrokken militairen vinden het besluit van het OM terecht. Geert-Jan Knoops wijst erop dat de overheid te laat heeft onderkend dat de schietlocatie niet veilig was. Michael Ruperti koppelt de jarenlange bezuinigingen op Defensie aan de gebeurtenis. Volgens hem is het onbegrijpelijk dat er forse eisen aan de commando’s worden gesteld om op te kunnen treden tegen terrorisme, maar dat de politiek niet voldoende geld uittrekt voor de beste faciliteiten.