Dodenherdenking
Psalm 124:2

„Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël.”
Israël wordt vermaand aan de tijden van zijn jeugd en aan zijn ellendige staat in Egypte te gedenken. Dit om des te meer de grote weldaden van de Heere te loven, zijn God lief te hebben, en Zijn wonderen aan zijn kinderen en kindskinderen te verkondigen.
Nederland heeft daartoe dubbele redenen, omdat de Heere het in de uiterste nood zo genadig heeft aangezien, zo wonderbaar verlost, toen het niet alleen onder een lichamelijke slavernij terecht was gekomen, maar ook onder een aller ellendigste geestelijke slavernij gebracht was; zonder uitzicht op enige verlossing.
Temeer, daar de Heere onze God niet op verborgen wijze, maar helder Zijn macht getoond heeft, en dat niet op één, maar op velerlei wijzen.
Ik ga niet alles wat in de zaken van Nederland en in de daden des Heeren opmerkelijk is op een rij zetten, of alle voorbeelden uit de geschiedenis toelichten. Nee, dat werk zou mij te zwaar zijn.
Ook beken ik graag, dat ik niet alle geschiedschrijvers bij de hand heb. Want, zoals al eerder gezegd is, alle natiën en talen hebben zich die al beschreven vanwege de gedenkwaardigheid van de zaken zoals in Nederland geschied. Ik vind het genoeg een voorbeeld te geven en stof te leveren aan hen, die de geschiedenis beter beschrijven zullen.
Abraham van de Velde, predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)