Binnenland

Jacob Kohnstamm: „Wij hebben de wijsheid over euthanasie niet in pacht”

Het beoordelen van euthanasiedossiers valt Jacob Kohnstamm soms zwaar, omdat hij zich inleeft in het lijden van de patiënt. De voorzitter van de toetsingscommissies wil dat ook de Hoge Raad wat vaker naar euthanasie gaat kijken. „Ik ben niet onzeker over onze oordelen, maar de bedoeling is altijd geweest dat er ook zaken voor de rechter komen.”

Gerard Beverdam en Aaldert van Soest (ND)
1 May 2017 11:24Gewijzigd op 16 November 2020 10:27

Kohnstamm begrijpt ChristenUnie en SGP niet. Ze zijn kritisch dat oordelen over euthanasie van regionale toetsingscommissies nooit opnieuw tegen het licht worden gehouden, maar willen nu niet dat de Hoge Raad deze rol op zich neemt. „Dat valt me van ze tegen, en ik vind het ook onder het niveau dat ik van ze gewend ben.” Want Kohnstamms boodschap als voorzitter van de toetsingscommissies is: onze oordelen mogen worden bediscussieerd, en ook een rechter mag zich erover uitspreken. Alleen: dat laatste gebeurt nu nooit, en daarin wil hij verandering brengen. In plaats van individuele artsen voor de rechter te brengen, zou voortaan de Hoge Raad „in het belang der wet” oordelen van de toetsingscommissies tegen het licht moeten houden.

Is er binnen uw toetsingscommissies onzekerheid over oordelen?

„Nee. Wij zijn echter bedoeld als sluis tussen de arts en het strafrecht. Die sluis blijkt een onneembare horde, want sinds 2002 is er niet één zaak voor de strafrechter gebracht. Toch zijn wij niet het eindstadium van de juridische praktijk. In het Nederlandse recht komen deze zaken uiteindelijk toe aan de Hoge Raad of aan de wetgever. De bedoeling van de wet was absoluut dat er wél zaken voor de rechter zouden komen. Mijn voorspelling is: dat gaat niet gebeuren als wij niets doen.”

Waarom niet?

„De toetsingscommissies beoordelen, op grond van de zorgvuldigheidseisen in de wet, of een arts in redelijkheid een patiënt heeft geholpen te sterven. In juridisch opzicht is dat een ”marginale” toetsing. In het strafrecht gaat het echter om het wettig en overtuigend bewijzen van iets crimineels. Daartussen zit een gapend gat. Zelfs als wij zeggen: deze arts heeft in deze situatie niet volgens de zorgvuldigheidseisen gehandeld, dan nog zegt het OM: wettig en overtuigend bewijzen dat iemand een strafbaar feit heeft begaan, dat iemand willens en wetens de fout is ingegaan… dat lukt gewoon niet. De arts die euthanasie bij ons meldt, handelt in 100 procent van de gevallen te goeder trouw.”

Maar dan zit er tóch iets scheef. Uw commissie zegt soms dat iets niet volgens de wet is, maar daarmee gebeurt niets.

„Er gebeurt wel iets: ons oordeel gaat naar het OM en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Maar tot nu toe heeft dat niet tot een strafzaak geleid. In ons jaarverslag staat niet meer wat OM en de inspectie hebben gedaan met de oordelen ”onzorgvuldig”. Ik vind dat je niet voor iemand anders moet communiceren. Deze instanties moeten zelf uitleggen wat ze hebben gedaan met die zaken en waarom. Dat gaan ze nu doen. Dat komt in de tweede helft van het jaar.”

Maar als u overtuigd bent van de juistheid van uw oordelen, wat voegt een uitspraak van de Hoge Raad dan toe? Of kan die tot een ander oordeel komen?

„Ja, natuurlijk. Wij hebben de wijsheid niet in pacht. Daarom had ik van ChristenUnie en SGP ook niet verwacht –en ik vind dat ook onder het gebruikelijke peil van die twee partijen– dat ze reageerden alsof ik op deze manier de euthanasiepraktijk zou willen verruimen.”

U heeft wel gezegd dat u juist zaken zoals euthanasie bij dementie, psychisch lijden of een stapeling van ouderdomsklachten, af en toe zou willen voorleggen aan de Hoge Raad.

„Wij leggen zelf niets voor, maar als iemand dat nodig vindt, kan hij in de toekomst wellicht naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad stappen (er is een wetswijziging nodig om dit mogelijk te maken, red.). Wat wij als toetsingscommissies doen, is individuele zaken langs de abstracte wet leggen en vervolgens oordelen: zorgvuldig of onzorgvuldig. Onze uitleg is altijd een interpretatie van de wet. Maar wie is nu uiteindelijk bevoegd die interpretatie te geven? Dat zijn wij niet alleen. Nogmaals: het is niet zo dat wij inhoudelijk onzeker zijn. Het is slechts een procedurele reden die mij enthousiast maakt over het voorstel van hoogleraar Paul Mevis over ”cassatie in het belang der wet”, want bij hem komt dit idee vandaan.”

Zegt u daarmee: er liggen nu toch wel heel grote beslissingen bij een ‘eenvoudige’ toetsingscommissie?

„Nee, ik zeg uitsluitend dat wat de wetgever als sluis bedoelde, als blokkade is gaan fungeren. Daar komt bij dat wij niet de rechtszekerheid bieden die de Hoge Raad kan geven. Ik merk dat er van verschillende kanten kritiek is op ons functioneren: dat we de wet te nauw interpreteren, maar ook dat we te ruim zouden zijn. Daarom zeg ik: zorg ervoor dat de hoogste rechterlijke instantie af en toe naar onze oordelen kan kijken. In de suggestie dat we daarmee de euthanasiepraktijk willen verruimen, zit impliciet ook een merkwaardig wantrouwen ten aanzien van de Hoge Raad – terwijl die bijvoorbeeld eerder oordeelde dat euthanasie bij levensmoeheid niet kan (arrest-Brongersma, red.). Ik vind het niet zorgvuldig om wel te pleiten voor het organiseren van protest vanuit het buitenland tegen de Nederlandse euthanasiepraktijk, en je tegelijk te verzetten tegen toetsing door de Hoge Raad in eigen land.”

Het zegt misschien hoe gepolariseerd de discussie nu is.

„Dat is ze altijd geweest. „Hetgeen door God gegeven is, worde niet door ’s mensen hand genomen.” En degenen die zeggen niet in God te geloven, leggen de nadruk op zelfbeschikking.”

Het ligt genuanceerder, denken wij. Ook mensen die niet per se tegen euthanasie zijn, hebben zorgen over ontwikkelingen in de praktijk. U bent niet te benijden dat u over zulke dossiers moet oordelen.

„Degenen die ik niet benijd, zijn de artsen die moeten oordelen over het euthanasieverzoek zélf. Als ik drie dossiers heb gelezen, klotst het in mijn hoofd en moet ik bijkomen.”

Onder artsen woedt een flinke discussie over euthanasie bij vergevorderde dementie.

„Er wordt door artsen verschillend over gedacht; dat zien wij ook terug in de dossiers. Het zou daarom buitengewoon gunstig zijn als de Hoge Raad zich uitspreekt. De wetgever heeft bepaald dat ieder individu op papier mag zetten dat hij euthanasie wil in een bepaald stadium van dementie, maar dat ook de overige zorgvuldigheidseisen van toepassing blijven. Dat blijkt in de praktijk tot heel ingewikkelde dilemma’s te leiden.”

Gezondheidsjurist Martin Buijsen schreef dat u bij de politiek moet zijn voor meer duidelijkheid over wat valt onder de categorie uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

„Wat een staatsrechtelijke misvatting! Daar hebben we nu de trias politica voor. We moeten niet terug naar de wetgever, maar we moeten naar de rechter. Die toetst uiteindelijk of iets binnen de wet past, of niet.”

Is het wel handig dat de discussie over de reikwijdte van de euthanasiewet tegelijk wordt gevoerd met de discussie over ”voltooid leven”?

„Ik heb daar geen oordeel over, en ben –voor de duidelijkheid– op geen enkele wijze betrokken bij het initiatiefwetsontwerp van D66. De discussie over ”voltooid leven” wordt door de commissie-Schnabel en anderen beantwoord met: een nieuwe wet is niet nodig, want het past bijna altijd binnen de huidige wetgeving. Schnabel zegt bovendien dat er geen of bijna geen mensen zijn die hun leven voltooid vinden, zónder dat ze medische aandoeningen hebben.

Laat ik er dit van zeggen: wij zien in de dossiers dat een patiënt zegt: „Ik wil euthanasie, want ik heb een voltooid leven. Bovendien lijd ik aan artrose, ik lig op bed, ik ben incontinent et cetera.” In de huidige wet is dat een stapeling van ouderdomsaandoeningen. Die dingen –”voltooid leven” én een stapeling van ouderdomsaandoeningen– lopen voor de behandelende arts door elkaar. Dat is onhandig, en kan wellicht ook leiden tot terughoudendheid, terwijl de ruimte in de euthanasiewet er wel is. Daarom hebben wij ons voorgenomen zo helder mogelijk te zijn. Daarom zitten er in ons jaarverslag ook twee voorbeelden van zaken waarbij er sprake was van een stapeling van klachten. Het oordeel daarover is ónze wijsheid. Als anderen dat niet goed vinden, dan is de enige mogelijkheid om daar duidelijkheid over te krijgen, naar de Hoge Raad als hoogste rechtsprekend orgaan te stappen.”

U zegt dat de toetsingscommissies zeker zijn over hun oordelen, maar tegelijk moet u na drie zaken even bijkomen. Houd je bij ingewikkelde zaken over leven en dood niet altijd twijfel?

„Wij hebben intern een hele procedure waarbij, indien nodig, alle 45 leden meekijken. Van de vijftien arts-leden zitten er nu twee psychiaters, drie specialisten ouderengeneeskunde, en één klinisch geriater in de toetsingscommissie. Onze commissies zijn dus ook specialistisch bemenst. Dat ik soms moet bijkomen van het lezen van de dossiers, komt door de lange en waanzinnig pijnlijke ziektegeschiedenis van sommige patiënten die euthanasie kregen. Dan denk ik: het is oneerlijk verdeeld in de wereld. Dan leef ik me te veel in. Maar ons oordeel is zorgvuldig.”

U bent zeker over die zorgvuldigheid. Ethicus en oud-toetsingscommissielid Theo Boer, die uw pleidooi voor toetsing door de Hoge Raad steunt, had juist moeite met een praktijk die opschoof en waarbij vervolgens niemand meer naar de oordelen keek.

„Ik was daarom blij dat Theo Boer het voorstel voor ”cassatie in het belang der wet” steunt. Maar de ingewikkeldheid of de indringendheid van de discussies in de toetsingscommissie is niet waarom wij dit pleidooi nu voeren. Waar wij naar op zoek zijn, is jurisprudentie die zich, ondanks de wens van de wetgever, niet heeft ontwikkeld.”

Er is ook een toename van het aantal euthanasiezaken. Weet u waar dat in zit?

„Ik denk dat het een combinatie van factoren is. De grootste stijgers zijn de zaken waarbij er sprake is van terminale kanker en hart- en vaatziekten. Jonge artsen zullen iets meer gewend zijn aan de vraag naar euthanasie, en bovendien zijn mensen iets mondiger geworden en is de acceptatie van euthanasie iets groter. Maar ik zie ook een stijging in dementiezaken, dat betreft bijna altijd beginnende dementie. In die zaken zie ik in veel gevallen –ik denk de helft– dat die mensen in hun naaste omgeving anderen aan dementie hebben zien… euhm…”

Wegkwijnen?

„Dat woord mag ik niet meer gebruiken van een van onze specialisten ouderengeneeskunde, want het zou de suggestie kunnen wekken dat de zorg in verpleeghuizen niet op orde is. Mensen raken dierbaren kwijt aan dementie. In de dossiers zie je dat patiënten zeggen: „Dit wil ik niet, want ik heb dit zelf bij een dierbare meegemaakt.” Daar zou je best eens de verklaring kunnen hebben voor de groei van het aantal gevallen van euthanasie bij beginnende dementie. Of dat ook leidt tot toename van euthanasie bij gevorderde dementie, weet ik niet. Ik denk dat daar de remweg, zowel bij de arts als in de wet, heel fors aanwezig is. Ondraaglijk lijden moet worden vastgesteld, ook bij vergevorderde dementie. Als iemand met zijn verstand niet meer weet van waar en hoe, en vrolijk fluitend in zijn stoel zit, zal er geen arts zeggen: „Komt u maar mee.” Dat bestaat niet.”

Dus kan iemand niet fluitend in een hoekje zitten en vervolgens euthanasie krijgen op grond van een eerdere verklaring?

„Uitgesloten! Het ondraaglijk lijden moet altijd worden vastgesteld.”

SGP: Bij onduidelijkheid over euthanasie is wetgever aan zet

(RD) „Ik proef in de reactie van Kohnstamm vooral de oud-D66-politicus en oud-NVVE-voorzitter”, zei SGP’er Van der Staaij maandagmorgen desgevraagd. „Dat is precies de reden waarom wij bezwaar hadden tegen zijn benoeming bij de toetsingscommissie.”

Hij steunt Kohnstamm niet in zijn wens om via een uitzonderlijke constructie een fiat van de Hoge Raad te krijgen voor een opgerekte euthanasiepraktijk. „Als er onduidelijkheid is, is de wetgever aan zet. Wij zijn bovendien voor meer rechterlijke toetsing van euthanasie, maar niet via de gelegenheidsconstructie van Kohnstamm. De Hoge Raad kan zich dan namelijk niet inhoudelijk in de zaak verdiepen.”

CU: OM moet wel kunnen vervolgen

(RD) Het feit dat artsen te goeder trouw handelen, zoals Kohnstamm stelt, zou het OM niet moeten belemmeren om tot vervolging over te gaan”, aldus CU-Kamerlid Dik-Faber maandagmorgen. „Het gaat om een zaak van leven en dood.”

Ze vindt het „merkwaardig” dat in de afgelopen vijftien jaar nog nooit tot vervolging is overgegaan, en dat het vormgeven van rechtszekerheid nu alleen gebeurt door toetsingscommissies. „De bypass die Kohnstamm voorstelt, doet geen recht aan de ernst van de euthanasiepraktijk. Daarmee kijkt niet het OM naar een zaak, maar de Hoge Raad. Die toetst alleen het oordeel van de commissie, maar kan niet tot vervolging overgaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer