Christen zijn in een land van schouderophalen
Cambodja kende veertig jaar geleden een genocide die een kwart van het aantal inwoners het leven kostte. In vier verhalen maken we de balans op. Vandaag met ds. Heang Koy op pad, de aanstekelijke voorganger van de Gethsémanékerk. En naar de Bethelchristenen, in een land waar het boeddhisme de toon zet.
Slapen bij dominee Heang Koy in Cambodja heeft voor- en nadelen. Het mooie, diepe huis van de voorganger staat aan de doorgaande weg, die genadeloos door het district Prey Chhor heen snijdt; de trucks rijden de hele nacht af en aan.
Er is een boeddhistische bruiloft die om halfdrie ’s morgens begint met ijl gezang, allerlei fluiten en trommels en luid rinkelende belletjes. In vergelijking daarmee kraaien de hanen vlak onder het raam behoorlijk laat.
Als de dienst in de Gethsémanékerk in Prey Chhor om negen uur begint, hebben de meeste gemeenteleden er al een halve dag opzitten. Een kleine vijftig mensen zijn er. Met kerkelijke feestdagen is het dubbel zo veel en tijdens de rijstoogsten komt er vrijwel niemand.
De muziek wordt verzorgd door een bandje, met twee gitaren, drum en keyboard. Ds. Koy speelt vanaf de banken op zijn troh, een snaarinstrument met lange hals, een variant op de balalaika. De Cambodjaanse klanken komen hier veel natuurlijker over dan de westerse melodieën. Maar het enthousiasme bij het lied ”10.000 reasons” is opvallend. Ook na een genocide, ook na een verwoestende aidsepidemie, ook in de armoe en de ziekte zijn er altijd tienduizend redenen tot dankbaarheid.
Tijdens de dienst heeft niet alleen het Woord prioriteit, maar ook de telefoon, meestal een flinke joekel van Chinese makelij. Als die afgaat, wordt er opgenomen en beent de gebelde kerkganger al pratend de kerk uit. Of hij blijft gewoon zitten en voert het gesprek vanuit de plastic kuipstoeltjes.
De collectes gaan in roodzijden zakjes. De preek concentreert zich rond Johannes 4:23. „Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden.”
Ds. Koy preekt. Zijn vrouw Somona zit in de kerk, zijn zoons spelen muziek, zijn enige dochter Raksmee is arts en getrouwd met een Nederlandse christelijke jongen. Ds. Koy is 55, beulde zich af tijdens de dictatuur van de Rode Khmer, werd daarna politieagent, kwam tot geloof in Jezus en ontmoette vervolgens Diny van Bruggen, een Nederlandse kinderarts. Daardoor is hij nu behalve predikant in de Khmer Evangelical Churches ook directeur van Stichting De Brug. Hij nam nooit de tijd Engels te leren. De man is zeer aanstekelijk, of hij nu overtuigend bidt, met zijn pick-up over zeer smalle paadjes rijdt of naast je aan tafel zit. Daar blijkt dat ds. Koy niet alleen geestelijke honger heeft. Waar anderen één banaan als dessert nemen, schuift hij een klein trosje naar binnen.
Ziekenzorg
Prey Chhor is een langgerekt dorp, twee uur rijden ten noordoosten van de Cambodjaanse hoofdstad Phnom-Penh. Aan weerszijden van de rijbaan rijgen zich stalletjes aaneen met etenswaren – waaronder ook spinnen en sprinkhanen –, textiel en huishoudelijke voorwerpen; erachter werken mensen in smalle winkeltjes. Men verkoopt er kleding, elektronische apparaten, motoren, potten en pannen.
Ds. Vuthi Horn en zijn vrouw Kim wonen in een ruim huis in het vrije veld in Prey Tothong. Hun kinderen en kleinkinderen wonen ook op het perceel, dat voorzien is van een ruim erf waar kippen en hondjes rondlopen. Ds. Horn werkt als pastor in Trang, een afgelegen dorp waar vooral leprapatiënten wonen. Voor dat werk heeft hij bewust gekozen.
In het begin ondervonden christelijke voorgangers zoals Koy en Horn nogal wat tegenstand van de inwoners van de plaatsen waar ze activiteiten opzetten. Niet zelden belandde er een steen door de ruit of op het dak van een woonhuis of een kerk in aanbouw. „De mensen zagen ons als een sekte of evangelisatieactie uit Amerika”, vertelt ds. Horns zoon Kuong. „We merkten het vooral tijdens begrafenissen. Boeddhisten vinden het respectloos dat er mooie liederen worden gezongen en dat mensen ondanks het verdriet blij zijn omdat de gestorvenen in de hemel zijn. Ze dachten dat we onze ouders en voorouders daarmee onteerden.”
Later kwam dat respect er wel. Eerst was het een soort gedogen, daarna soms interesse. „In 1996 werd onze kerk geopend door premier Hun Sen persoonlijk. Hij onderstreepte daarmee dat christenen ook voluit Cambodjanen kunnen zijn. Dat had een enorme positieve invloed. Ook de hulp zonder aanzien des persoons, die wij als christenen verlenen, doet goed. Wij vragen niet naar het geloof als iemand arm is, of ziek, of geen huis en werk heeft. Nadat bekend werd dat de christelijke gezondheidszorg ook mensen met hiv of aids opnam en behandelde, gingen ziekenhuizen van boeddhistische signatuur dat ook doen.”
Sonore alt
In het district Prey Chhor hebben meer christelijke activiteiten plaats. Het complex Elim werd opgezet door de Christian Missionary Alliance. Jonge mensen wonen er twee jaar, krijgen een opleiding als evangelist en gaan dan werken in afgelegen provincies waar soms plukjes christenen zijn die bij stammen horen die vaak niet eens Khmer spreken en analfabeet zijn. Een transistorradio met een gesproken Bijbel in het Phong of Jarai is dan een echt Godsgeschenk.
Koreaanse presbyteriaanse christenen zetten Bethel op, een centrum met een Bijbelschool en gewoon basisonderwijs. Khemry Mendin geeft er les en woont er door de week. In de weekenden woont ze met haar moeder en zus in een huisje van golfplaat, op palen, met een woeste tuin erachter waar kokospalmen, bananenbomen en bamboe groeien.
Ze mist haar vader, die zes jaar terug overleed. Ze is 32, vrijgezel, stevig gebouwd, spreekt Engels en spreekt je ook tegen. Dat is allemaal heel on-Cambodjaans. In de kerk tolkt ze en blijkt te beschikken over een sonore alt. „In 2003 ben ik tot geloof gekomen. Daarvoor was ik gewoon boeddhist op wieltjes. Een onzekere hoop op betere tijden was alles wat die religie bood. Nu heb ik vastigheid, ook al is het leven verre van rooskleurig.”
Monniken
Karel van Oosten is hoogleraar aan de boeddhistische Pannasastra-universiteit in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom-Penh. Hij woont met zijn Cambodjaanse vrouw, haar zussen en hun twee eigen kinderen in een rozerood, drie verdiepingen hoog huis. Op het erf staat een tuktuk, zo’n motortaxi met als aanhanger twee bankjes met overkapping, de cabriolet van Azië.
„Cambodja is het enige land waarin de grondwet zegt dat boeddhisme de staatsreligie is. Desondanks zijn de meeste inwoners alleen op papier boeddhist. Het gaat vaak vooral om rituelen, die wel erg belangrijk zijn. Het geven is een belangrijk thema, want dat is ”verdienste”, waarmee je je karma kunt verbeteren.
De monniken vallen op in het straatbeeld, dat is waar. Ze zijn druk bezig. Maar het gaat vaak om jonge jongens die het als een corvee doen. De kennis van de leer is miniem en het onderscheid tussen de orden is al even weinig fundamenteel als die tussen oranje, saffraankleurige of bordeauxrode pijen.”
Wel van belang is de rol die het lokale tempelcomplex speelt. Die is groot, ondanks het vaak bedroevende onderhoud en de slechte staat van de pagodes de kenmerkende trapsgewijze bouw van de tempeldaken. Niet te onderschatten is de invloed van het animisme, het geloof in geesten en de voorouderverering. Dat is meer dan het boeddhisme de echte kern van de Cambodjaan. „Animisme zit in het merg van Cambodja. Slechte tekenen, bepaalde dieren, ik zag het laatst nog bij een buurman die per se een vogel van zijn dak wilde jagen”, zegt Van Oosten.
Wenken
Het boeddhisme speelt geen rol in maatschappelijk protest, zoals in Thailand en Birma. Je ziet in Cambodja geen monniken op de barricades, als die er al waren. Van Oosten: „Kritische monniken zijn er wel, maar het zijn enkelingen, die binnen hun orden volstrekt marginaal worden gehouden. De top van het boeddhisme is helemaal gepolitiseerd, een beetje vergelijkbaar met de manier waarop de Russisch-orthodoxe patriarch zijn staatskerk als steunpilaar voor president Poetin laat fungeren. Ik zag het laatst weer op televisie. De hoogste boeddhist wilde weg bij een vergadering die Hun Sen voorzat; toen die hem wenkte, bleef de man braaf zitten.”
Het grootste deel van de christenen in Cambodja bestaat uit rooms-katholieke Vietnamezen, die vaak als vissers en handelaren aan de Mekong en rond het Tonle Sapmeer wonen. Ze zijn niet populair, omdat ze de nering weghalen van de Cambodjanen en omdat ze iedereen herinneren aan de Vietnamese bezetting van het land na de dictatuur van Pol Pot.
Dit versterkt het idee van het christendom als een buitenlands geloof. Dat was al zo tijdens de Amerikaanse evangelisatiecampagnes in de vroege jaren zeventig. Ook de Britse protestantse missie van de negentiende eeuw had geen groot effect, en de Franse koloniale macht deed niets voor de kerk. Van Oosten: „Grote missionaire acties slaagden nooit in Cambodja. De mensen willen hun eigen weg vinden, niet zomaar alles overnemen. Toch zijn de buitenlanders die het Khmer het beste spreken altijd de missionarissen.”
Verzuim
Leerstellig kunnen boeddhisme en christendom nauwelijks samengaan. Het boeddhisme gelooft niet in een geschapen wereld en karma staat haaks op de christelijke notie van genade.
Christenen vinden grote verschillen tussen arm en rijk slecht, denken vaak in termen van schuld en boete. Gerechtigheid is een groot thema. „Als ik zo’n grote Lexus een fruitkarretje van een oude vrouw van de weg zie drukken, kookt mijn bloed. Maar Cambodjanen accepteren onrecht en ongelijkheid veel sneller. Als je rijk en belangrijk bent, laat je dat ook zien. Westerse christenen vinden bescheidenheid een groot goed. Cambodja begrijpen, is het nemen zoals het is.”
Cambodjanen zijn ook nog eens massaal getraumatiseerd door de wreedheid van de Rode Khmer, de terreur van Lon Nol ervoor en de oorlog erna. Dat allemaal samen maakt dat Cambodja geen witte velden heeft om massaal te kerstenen. Cambodjanen hebben geen hekel aan christenen, ze halen wat welwillend hun schouders op: „wel aardig, interessant.”
Premier Hun Sen gaat regelmatig op bezoek bij zijn christelijke landgenoten. Op 24 juni 2016 sprak hij met zijn vrouw in het stadhuis van Koh Pich, in Phnom-Penh. Hij beloofde bescherming: „Jullie kunnen in vrede leven, en ik roep alle religies in Cambodja ertoe op elkaar niet lastig te vallen.”
Die houding ziet Van Oosten ook bij het departement van Culten en Religies, waar minister Him Chhem sinds maart 2016 de scepter zwaait. In dictaturen is zo’n instituut vaak de gesel van kerken en gelovigen, maar in Cambodja is het gewoon een kantoor aan de Sisowathkade, langs de rivier de Tonle Bassac.
Christenen staan niet op de kaart bij het departement. Hoofdpijndossiers zijn vooral de witwaspraktijken in boeddhistische tempels en een steeds minder geheim patroon van misbruik van jonge monniken. Aan dat soort openheid is Cambodja echter nog lang niet toe, zeggen alle gesprekspartners.
Geloofsvrijheid in Cambodja
Waar de buurlanden Laos en Vietnam altijd hoog op de lijst van Open Doors staan als landen waar christenen vervolgd worden, is Cambodja erg vrij. Er zijn wetten uit 2003 en 2007 tegen huis-aan-huisevangelisatie en megafoons zijn verboden, maar de overheid werkt enthousiast mee aan christelijke welzijnsprojecten. Als er al tumult is rond christenen, gaat het vaak om gelovigen met een andere etnische achtergrond.
In 2016 waren er maar drie incidenten: op 1 juni ontbond de politie een kerkdienst van Jaraichristenen in de noordoostelijke provincie Ratanakiri, maar dat was omdat er vlakbij een politieke betoging plaatsvond; de overheid verontschuldigde zich naderhand. In de provincie Kandal staken felle boeddhisten een kerk in brand, maar ook hier regelde de overheid een compromis: de daders werden niet vervolgd, maar de lokale gemeenschappen moesten wel de kerk herbouwen. Vietnamese bergchristenen die in Cambodja asiel vinden, worden soms pardoes teruggestuurd.
Aantal christenen
Van de ruim 16 miljoen Cambodjanen is 95 procent boeddhist. Er zijn 4500 pagodecomplexen en 65.000 in het oranje geklede monniken in het land. Bijna 3 procent van de bevolking is moslim. Daarbij gaat het om etnische Cham. De schattingen over het aantal christenen in Cambodja lopen uiteen. Het Joshua Project denkt aan een half miljoen, de Dominicusreisgids houdt het op 30.000. Organisaties zoals OMF International en CMA gaan uit van 1,5 procent van de bevolking, zo’n 200.000 mensen. Die zijn verdeeld over bijna 200 soorten kerken.