Terreur van de Rode Khmer nog overal voelbaar in Cambodja
De totale terreur van de Rode Khmer lijkt verleden tijd in Cambodja. Maar als je krabt aan de huid van de geschiedenis springen alle wonden open. Bij slachtoffers, maar ook bij daders. Cambodja kende veertig jaar geleden een genocide die een kwart van het aantal inwoners het leven kostte. In vier verhalen maken we de balans op. Vandaag met Buth Nhorn, een predikant die in een moordcommando van de Rode Khmer zat, dorpsbestuurder Ekok Koung en vrijwilligster Mom Kim Sen.
Het is een onheilspellende plek, dat voel je gewoon. In een park even buiten het centrum van de Cambodjaanse stad Kompong Cham in de provincie met dezelfde naam staat een boeddhistisch heiligdom; een pagode, met een stoepa, een rijk versierd tempeltje van rood en goud, met grijze beelden eromheen.
In de stoepa ligt een piramidevormige stapel schedels. Niet één is er gaaf, ze zijn allemaal ingeslagen. „Kijk maar goed, hier zijn 360.000 mensen doodgemaakt”, zegt Koy-Heang. Hij is dominee van een protestantse kerk in Cambodja, maar was zijn leven lang politieagent. Als jongen beulde ook hij zich af in de velden die tot killing fields werden, de dodenakkers van de Rode Khmer. Hij sprong tot twee keer toe van een vrachtwagen af die hem met anderen naar een ”beter dorp” zou vervoeren, het codewoord voor massamoord.
Koy vindt eigenlijk dat Cambodja vooruit moet kijken. Het is nu vrede, er is een redelijke mate van gewetensvrijheid en „alles is beter dan Pol Pot.” Dat hier een vreemd heuvellandschapje is met net onder de grond grote rechthoeken met drie lagen lichamen, dat weet iedereen. Daar hoef je dus geen bordje bij te zetten, dat geeft maar discussie en haat.
Koy zegt dat hij echt alles weet, hij was de archiefneus van de politie. Maar het is beter niet meer over de Rode Khmer te praten, vindt hij. Totdat hij er zelf weer over begint, elke vijf minuten die dag. Hij slaat met de vlakke hand tegen een dikke boom. „Hier, tegen deze sloegen ze baby’s dood.” Opeens ziet de stam er anders uit.
Buth Nhorn
Bij de mangoboom en de hangmat zit Buth Nhorn, met zijn zoon en zijn kleinzoon Harry. Zijn grote erf ligt bezaaid met rood zand en telt wat gastenverblijven voor de westerlingen. Het grote witte woonhuis beneden is van hem en boven is de kerkzaal. Dominee Nhorn zit ook in het bestuur van de Khmer Evangelical Churches. Die KEC omvat met 250 kerken en thuisgroepen 5000 christenen in Cambodja.
Een modale dominee, zou je zeggen. Hij telt zijn zegeningen, als 64-jarige. „Mijn vrouw en ik hebben negen kinderen, vier jongens en vijf meisjes. We zijn al sinds 1999 missionair en helpen arme en zieke mensen in de buurt.” Die buurt is het dorp Dork Por, bij de Cambodjaanse stad Siem Reap. Iedereen op de markt kent de kleine pastor, met zijn kromme benen en kapotte linkeroog.
Maar dat is zijn levensverhaal niet. Als twintiger was hij actief in een moordcommando van de Rode Khmer. Eerst uit overtuiging en zucht naar avontuur, daarna omdat hij wel moest doden. Hoeveel mensen er omkwamen door zijn hand, hij weet het niet. „Bij massale executies staan de mensen op een rij; je weet niet welke gevolgen jouw kogels hebben.”
In 1995 maakte hij de bewuste keuze voor het christelijk geloof. „Ik had de hele Bijbel doorgelezen. Het Oude Testament, dat snapte ik wel, al die verhalen en al dat geweld. Maar het Nieuwe Testament, daar kon ik niets mee. Vergeving van zonden? Mijn zonden ook? Ik bleef steken bij Johannes 3:16: Zo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren zoon gaf om voor ons te sterven en op te staan. Ik begreep het. Het verschil tussen Oude en Nieuwe Testament zit hem in twee woorden: Jezus Christus.”
Zijn vrouw was al langer christen. Ook zij was actief bij de Rode Khmer. In 1985 kwam het gezin terecht in Site 8, een van de open kampen op de grens van Thailand en Cambodja, waar de nog niet echt verslagen terreurbeweging bivakkeerde. Ruim 45.000 mensen, dadergezinnen, leefden er op een kluit. „Mijn vrouw was ziek, ze had erg veel last van reuma. Medicijnen en rituelen hielpen niet. Rosa, een Zwitserse verpleegster, raadde haar aan eens naar de kerk te gaan. Aan stoel en bed gekluisterd las ze folders en later de Bijbel. Ze werd christen en onze kinderen ook. Ik was daar erg boos over. Ik sloeg haar bont en blauw en toen ze dreigde weg te gaan, zei ik: „Laat die God van jou dan maar voor je zorgen!” Ze bleef, wij gingen begin jaren negentig terug naar Cambodja. Ze droeg altijd een pakketje bij zich, met kleding, zei ze. Jarenlang wist ik niet wat erin zat. Tot ik het openmaakte; het bleek een Bijbel.”
Buth Nhorn werd geboren in 1952, het jaar dat zijn vader de cel in ging. Hij rebelleerde met een vroege voorloper van de Rode Khmer en zou zijn hele straf van 25 jaar uitzitten in Prey Sar, de grootste gevangenis van Phnom-Penh. Die bestaat nu nog in de Cambodjaanse hoofdstad. Er is plaats voor 500 gevangenen, maar er zitten er 3000; bewakers verdienen 50 dollar per maand en zijn te koop.
Nhorn verloor een oog toen een vriendje met pijl en boog geen kikker raakte maar zijn zevenjarig kameraadje. Hij groeide op als boze puber en ging rond zijn zeventiende al de jungle in, omdat de Rode Khmer avontuur beloofde. Dat kreeg hij, maar als lid van een moordcommando moest hij vooral verraad in eigen kring aanpakken. Hij werd aangegeven, hij zou een boom met vruchten hebben verbrand, maar nam wraak op zijn belager. „Ik zocht hem op en stak een mes in zijn hart en dan zó!” Nhorn maakt een harde beweging naar onderen.
Op verraad en spionage stonden vaste straffen die vooral wreed moesten zijn. „Spionnen moesten worden doodgemaakt met een scherp gepunte bamboestok.” Moeders die eten hadden gestolen, werden doodgeslagen. Maar ze moesten eerst kijken naar de moord op hun kinderen. „Ik heb enkele keren een baby moeten doodmaken. Bij een been pakken en dan zo hard mogelijk met het hoofd tegen een boom slaan.”
De beelden achtervolgen hem niet. „Ik maak een muur tussen toen en nu. Als ik eraan zou denken, kan ik mijn werk niet meer doen. Ik preek en evangeliseer. Maar ik heb tot voor kort nooit geloofd dat ook mijn zonden vergeven waren. Dat hield ik me dan maar voor.”
Ekok Koung
Ekok Koung (68) is dorpsbestuurder en de inspirator en beheerder van het grote irrigatieproject Takot Dam in de provincie Kompong Cham. Dat werd in 2014 onder leiding van aannemer Uy Kim Ly aangelegd met een gift van bijna anderhalve ton euro van het Nederlandse bedrijf AFAS in Leusden. Voordat de Takot Dam ontwikkeld werd, was het gebied droog en lagen misoogst en honger altijd op de loer. Nu zie je waterplassen en knalgroene rijstvelden, zo ver het oog reikt.
Takot Dam bestaat uit een dijk van honderden meters, een sluiscomplex en een brug met daarop een roze gebouwtje. Op de muur prijkt in stenen reliëf het logo van de Nederlandse stichting De Brug, maar ook een gebeeldhouwde tekening waarop de symbolen van de Rode Khmer te zien zijn.
„Dat is niet voor niets”, vertelt Ekok Koung. „In de tijd van Pol Pot werd hier een eerste dijk aangelegd. Dat gebeurde met blote handen, door dwangarbeiders die bijna niets te eten kregen en veel slaag van de bewakers. Als je klaagde, werd je al doodgemaakt. Ook ik moest meewerken. Iedereen kreeg opdracht 4 kuub grond per dag te verplaatsen. Dat is heel veel, zeker als je omvalt van de honger. Van de 5000 mensen die hier in de jaren zeventig groeven, zijn er 3000 omgekomen. Ik kende velen van hen en ook de mensen die hen commandeerden. Hier vlakbij is een groot killing field met duizenden lichamen. Maar ook in deze dijk zelf zijn honderden lichamen begraven, omdat er geen tijd en respect was om dat op een andere manier te doen. Soms begroeven ze mensen zo dat er nog een arm of been uit de grond stak. Dat was bedoeld als intimidatie. Van de 950 mensen in mijn groep hebben er 40 het overleefd. En na Pol Pot kwam er nog een hongersnood. Bij mijn trouwen bezaten mijn vrouw en ik vier kippen, en daarmee was je toen rijk.”
De dijk is in 2014 opgehoogd, verbreed en verstevigd, er zijn kanalen gegraven en er is een grote sluis gebouwd. Alle doden opgraven en identificeren was geen doen, het mocht ook niet van de overheid. Er zijn ook geen herdenkingsteksten geplaatst. „We moeten vooruitkijken en de vrede in Cambodja bewaren”, dat is het parool.
In september 2016 gebeurde er een vreselijk ongeluk. Twee jongens van 13 jaar verdronken nadat ze van de brug af waren gesprongen om te gaan zwemmen. Ze werden meegezogen door het water dat door de sluis buldert. Het heeft twee dagen geduurd voordat ze de jongens hebben gevonden. Er staat nu een waarschuwingsbordje bij: ”Verboden te zwemmen!”
Mom Kim Sen
Mom Kim Sen (68) is vrijwilligster voor Spie-en (stichting De Brug) in een aantal dorpen in de provincie Kompong Cham. Ze rijdt met haar brommer langs mensen die te kampen hebben met armoede, een slecht huis, hiv of aids of een bestaan als weduwe of wees. In overleg met de dorpshoofden draagt ze suggesties aan voor steun.
Zelf woont ze heel bescheiden in een huisje op palen, met haar man. Ze maakt van lapjes en reepjes stof oerstevige hangmatten die soms in Nederlandse huizen hangen. Op het eerste gezicht kijkt ze ondoorgrondelijk, maar eenmaal thuis toont ze er een stralende glimlach. Het is een wonder dat ze mensen vertrouwt en liefheeft, want juist deze vrouw heeft een verhaal.
We lopen met haar door Tuol Sleng, de school in Phnom-Penh die door de Rode Khmer was omgebouwd tot martelcentrum. Ze staat opeens bij haar eigen foto. Die dateert van 1978. Iedere gevangene werd door het regime van Pol Pot gefotografeerd. „Mensen met een kaartje om de nek met daarop een nummer, werden geëxecuteerd. Ik heb wel een opgezwollen gezicht van hongeroedeem, maar geen cijfer. Ik zat in gevangenis Prey Sar en heb het overleefd. Kijk, daar is de foto van mijn moeder. Ook zij overleefde de gevangenschap en stierf op 82-jarige leeftijd.”
Ze groeide op als kind van een boer en een verkoopster. Na jaren hard werken op het land viel ze bij de lokale Rode Khmer in ongenade. „Ik was voor 99 procent gehoorzaam, maar dat was niet genoeg.” Ze moest trouwen via een gearrangeerd ”Angka”-huwelijk, massale ceremonies van de Rode Khmer. Haar man verdween, haar dochtertje Korng Sok Eang bleek te zijn overleden toen Mom Sen na een werkdag van zestien uur van het land kwam. „Ze was al met het afval meegegaan; ik heb haar nooit meer gezien.”
In 1978 werd Mom Sen zelf gevangengezet. „Ik werd beschuldigd van spionage voor de CIA. Dat woord had ik toen nog nooit gehoord.” Ze maakte executies mee. „Mensen die huilden, bleken een dag later ook verdwenen.” Met haar moeder en broers ontsnapte ze eens in een bamboebos, maar de meeste vluchtelingen werden gepakt en wreed ter dood gebracht.
Mom Sen kwam ook ”kameraad Duch” tegen, de beruchte commandant van martelcentrum Tuol Sleng. Ze getuigde tegen hem tijdens het Cambodjatribunaal, waar hij werd berecht en in 2014 levenslang kreeg. Kaing Guek Eav, zoals Duch eigenlijk heette, kwam in 1996 tot bekering. Maar dat excuseert hem niet, vindt Mom Sen: „Ik accepteer dat hij christen geworden is en dat hij zijn spijt betuigt. Maar ik ben ook nog steeds boos. Er is te veel gebeurd. Je moet mij niet vragen hem te vergeven.”
Killing fields in Cambodja
Van 16 april 1975 tot 7 januari 1979 had de Rode Khmer van Pol Pot de macht in Cambodja. Iedereen in het land kent de zin ”Drie jaar, acht maanden en twintig dagen”. De terreurbeweging combineerde een pervers maoïsme met wat Boko Haram nu ongeveer doet in Afrika. Alles wat naar opleiding en beschaving rook, moest dood, vooral stadsleven, scholing en familiestructuur. Iedereen moest op het veld werken, leed honger en verkeerde permanent in doodsangst. Bijna 2 miljoen van de toen 8 miljoen Cambodjanen kwamen om het leven, voor twee derde door honger en ziekte, de anderen door geweld, meestal letterlijk doodslag. Cambodja kent ruim 300 killing fields, met ontelbare niet-geïdentificeerde lichamen. Die worden nooit geruimd en er mag geen herdenkingstekst bij. De tijd van Pol Pot en de Rode Khmer is voorbij, vrede betekent: zand erover. Het martelcomplex Tuol Sleng, een voormalige school in het zuiden van de Cambodjaanse hoofdstad Phnom-Penh, is met de massabegraafplaats Choeung Ek de enige plek waar de genocide formeel aandacht krijgt.
De regering van premier Hun Sen –die al ruim dertig jaar lang de macht heeft in Cambodja– stond het Cambodjatribunaal toe, maar wil niet dat openbaar wordt hoe ook de huidige machthebbers vuile handen maakten.