Dr. Ewart Bosma: Protestpartij SGP focuste niet op NSB, maar op de RKK
’s-GRAVENZANDE. Protestpartij SGP keerde zich in de jaren 30 van de vorige eeuw wel tegen de NSB maar de belangstelling ervoor was niet erg groot, aldus dr. Ewart Bosma.
De geschiedenisdocent van het Van Lodenstein College in Amersfoort sprak donderdag in ’s-Gravenzande tijdens een symposium over de NSB. Daar werd ook het boek ”Kring 71. De NSB in het Westland” van drs. Philip van den Berg gepresenteerd.
Bosma, die in 2015 promoveerde op een studie naar de houding van bevindelijk gereformeerden ten opzichte van het nationaalsocialisme, zei dat SGP in de vooroorlogse jaren zich als een protestpartij allereerst tegen de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) keerde. Daarna volgden, in volgorde van belang, de protestantse partijen ARP en CHU, socialisme en communisme en ten slotte fascisme en nationaalsocialisme.
Belevingshorizon
De belevingshorizon van de bevindelijk gereformeerden was volgens Bosma in de jaren 30 niet zo groot en het niveau van SGP-orgaan De Banier niet zo hoog. „Je kreeg toch wel een verwrongen wereldbeeld als je De Banier las. Het leek alsof ds. Kersten de Kamer domineerde.” De docent noemde de SGP-voorman „een beetje een populist.” „Men schroomde grote woorden niet”, stelde hij. „Het communisme werd vergeleken met „het beest uit de afgrond”.”
Bosma nam het toch op voor het SGP-boegbeeld. „Het negatieve beeld van Kersten tijdens de oorlog moet worden genuanceerd. Het is ontstaan door zijn vijanden, vooral uit de ARP. Ook moest dr. Loe de Jong zijn bewering in zijn standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog intrekken dat veel SGP’ers NSB stemden.”
Volgens de onderzoeker liepen met name veel hervormde SGP-stemmers over naar de NSB. Dat was te zien in Monster in het Westland. Daar stond het hervormde SGP-hoofdbestuurslid ds. P. P. F. A. Pop, die sympathiseerde met het nationaalsocialisme. In zijn kerkelijke gemeente waren zestig mensen lid van de NSB en dienden vijftien van hen in de oorlog bij de SS.
Worsteling
Veel politieagenten worstelden na de oorlog nog met hun oorlogsgeschiedenis, zei historicus dr. Frank van Riet, die 300 agenten interviewde over hun rol tijdens de oorlog. „Het NSB-gehalte bij de politie was niet zo hoog, maar de agenten deden wel tot op grote hoogte mee.”
Hij gaf Rotterdam als voorbeeld. „Op zeker moment werden 300 politiemensen naar het hoofdbureau geroepen. Ze kregen opdracht om in groepjes op pad te gaan om Joden op te gaan halen. Met elk groepje politiemensen ging een Duitse militair mee.”
Prof. dr. Peter Romein van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie vertelde dat NSB’ers in de oorlog nauwelijks belangrijke bestuursposten kregen, met uitzondering van die van burgemeester. Volgens hem kwam dat doordat de beweging geen draagvlak in de Nederlandse samenleving had en de Duitsers maar korte tijd de baas waren.
Dagvoorzitter prof. dr. James Kennedy constateerde dat verschuivingen in de toekomst door de individualisering „sneller en groter zullen zijn.”