Per aandeel is PPG nu bereid 88,72 euro op tafel te leggen, waarvan 56,22 euro in contanten. De totale biedprijs komt daarmee op 22,4 miljard euro. Het eerste bod, dat eerder deze maand naar buiten werd gebracht, bedroeg nog 83 euro per aandeel, waarvan 54 euro in contanten.

AkzoNobel wijst op de flinke onzekerheid waarmee zijn aandeelhouders worden opgezadeld, omdat een fors deel van de waarde van het bod wordt bepaald door de koers van het aandeel PPG. Bovendien moeten de Amerikanen zich stevig in de schulden steken om het cashgedeelte van hun bod te kunnen ophoesten.

Zelf denkt AkzoNobel zijn aandeelhouders minstens zoveel waar voor hun geld te kunnen geven als PPG. Het kondigde na het eerste bod al aan dat gewerkt wordt aan een mogelijke opsplitsing. Daarbij zouden de chemietak en de divisie die verf en coatings maakt ieder hun eigen weg gaan, met betere groeiperspectieven tot gevolg.

Gezien de overlap tussen beide ondernemingen vreest AkzoNobel daarnaast grote gevolgen voor de werkgelegenheid. „PPG geeft geen wezenlijke garanties aan werknemers, waardoor onzekerheid ontstaat over duizenden banen wereldwijd”, aldus de verfproducent.

Verder stipt AkzoNobel aan dat bij een fusie met PPG waarschijnlijk grote delen van het gecombineerde bedrijf verkocht zouden moeten worden om mededingingsbezwaren weg te nemen. Werknemers en klanten kunnen daarvan de dupe worden, stelt het bedrijf.

Verscheidene aandeelhouders hebben AkzoNobel opgeroepen met PPG te gaan praten. Daarvoor ziet het bedrijf evenwel geen aanleiding, aldus topman Ton Büchner. Hij zei dat de laatste tijd veel met aandeelhouders is gesproken, ook kritische, en dat hun inbreng heeft meegewogen in de besluitvorming.

Büchner wilde niet vooruitlopen op eventuele vervolgstappen van PPG. Bij een vijandig bod kan de Stichting AkzoNobel een beschermingswal opwerpen. Bestuurders van die stichting zijn ook commissaris bij AkzoNobel en dus volledig op de hoogte van de gang van zaken, aldus de topman.