Asscher blijft, maar moet oppositie voeren
Lodewijk Asscher mag ondanks de dramatische verkiezingsnederlaag van woensdag aanblijven als partijleider van de PvdA. Hij moet wel oppositie voeren, want de PvdA mag van de achterban zelfs niet toetreden tot een links kabinet.
Van de achterban sprak ruim 87 procent zaterdag op de ledenraad in Utrecht het vertrouwen in Asscher uit. De demissionair vicepremier is pas drie maanden PvdA-leider.
Voorzitter Hans Spekman, die een motie van wantrouwen niet afwachtte en vrijdagavond zijn aftreden aankondigde, kreeg van de leden een staande ovatie. Maar voor zijn voornemen nog tot oktober te blijven om puin te ruimen kreeg hij pas na ingrijpen van Asscher de handen op elkaar.
Een aantal leden drong aan op het onmiddellijk opstappen van Spekman. Hij zou niet „over zijn graf heen moeten regeren”. Bovendien dringt volgens sommige PvdA’ers de tijd, met de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar in het verschiet. Een nieuwe voorzitter zou de tijd moeten krijgen de partij voor die tijd te vernieuwen.
De PvdA-achterban wees prille formatie-avances van onder meer VVD-kopstuk Halbe Zijlstra af. Maar de uitspraak van de leden dat de PvdA niet moet meeregeren betekent niet dat dat helemaal uitgesloten is, houdt de partijtop staande. Er kunnen immers altijd coalitiepartners aankloppen met een aanbod dat de partij niet kan afslaan. Maar Asscher verzekerde dat hij het niet ziet zitten.
Sommige pleitbezorgers van een definitief nee vreesden al dat de partijleiding de deur toch op een kier zou laten. Als zij toch overstag gaat, zou ze zich wel „enorm in de vingers snijden”, waarschuwt een van hen.
De leden riepen verder PvdA-prominenten als Felix Rottenberg op de partij voortaan niet meer openlijk af te vallen.