Hoogbegaafdheid is nog te vaak een obstakel
De afgelopen vijftien jaar is de aandacht en het begrip voor mensen die hoogbegaafd zijn flink verbeterd, maar de situatie kan nog veel beter. Veel bijzonder slimme mensen worstelen niet alleen met hun omgeving, maar ook met zichzelf. Hun slimheid vormt een obstakel in het dagelijks leven, terwijl er juist allerlei kansen liggen.
Dat zegt Rianne van de Ven, voorzitter van het instituut hoogbegaafdheid volwassenen (IHBV), in de aanloop naar de week van de hoogbegaafdheid van 11 tot 19 maart. Tientallen evenementen op dit gebied in Nederland, België en Frankrijk moeten de aandacht voor deze speciale eigenschap verder op de kaart zetten.
Van hoogbegaafdheid is sprake bij een IQ vanaf 130. Naar schatting ruim 2 procent van de bevolking, zo’n 350.000 mensen, scoren zo’n hoog IQ. Het gemiddelde IQ is 100. Hoewel slimheid een positieve eigenschap is, ervaren veel extreem slimme mensen dit vaak niet zo, zegt Van de Ven.
Ze wijst op de vele vooroordelen over hoogbegaafden. Zo zou het een luxeprobleem zijn, hebben ze nooit uitleg nodig en hebben ze weinig sociale vaardigheden. „Dat is allemaal niet waar”, zegt ze. Hoogbegaafden zijn volgens haar juist vaak hoogsensitief en hebben een intense beleving op allerlei vlakken. Wel komt het voor dat hoogbegaafden sociaal niet handig zijn, maar dat komt juist ze geen aansluiting vinden in hun omgeving en zich daarom afzonderen, zegt Van de Ven.
Mensen met een zeer hoog IQ weten dat niet altijd zelf. „Ze voelen zich vaak anders, hebben weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld. Als dan blijkt dat ze hoogbegaafd zijn, worden ze positiever.” Volgens Van de Ven leidt dat vaak tot nieuwe inzichten en mogelijkheden, zoals ander werk en een studie.