Boek Corrie ten Boom opnieuw uitgegeven
Het eerste boek van Corrie ten Boom, ”Gevangene en toch…,” verscheen al in 1945. Het is een ontroerend getuigenis van de troost die Gods Woord geeft in de moeilijkste omstandigheden. Juist die omstandigheden waren nodig om haar getuigenis krachtig te maken.
Corrie ten Boom – haar naam hoeft bijna geen introductie meer. Zij woonde met haar vader en zus Betsie boven hun horlogewinkel in de Barteljorisstraat te Haarlem. Het huis is in de Tweede Wereldoorlog een toevluchtsoord voor Joden en andere onderduikers en een centrum van verzetsactiviteiten. Totdat in 1944 de Duitsers een inval doen. Hier ongeveer begint Corrie te vertellen in haar boek ”Gevangene en toch…”.
Vader Ten Boom is uiterst zwak, hij zal de gevangenschap maar tien dagen overleven. Betsie schrijft vanuit de gevangenis: „Iemand die zo dicht bij de Heiland leefde, voor wie de eeuwige dingen zo reëel waren, en die op zo’n heerlijke wijze de gaven van gebed had, die heeft alle voorwaarden voor een martelaar. Ik heb altijd gedacht: die sterft niet op zijn bed.”
De zussen zitten gescheiden van elkaar enkele maanden in de gevangenis van Scheveningen. In de gevangenis heb je maar één doel: de tijd doorkomen. Corrie is creatief in het bedenken van afleiding. Ze zingt, geeft de mieren broodkruimels, rafelt een handdoek uit en borduurt daarmee haar kleren. In de gevangenis doe je geen twee dingen te gelijk, „dat is overdaad.” In een tijd van diepe eenzaamheid troost het haar dat Henoch met God wandelde. Deze gedachte neemt de eenzaamheid weg. Als ze geroepen wordt voor een verhoor is haar smeekgebed: „Zet een wacht voor mijn lippen, behoed de deuren van mijn mond.” Het zou namelijk vreselijk zijn om anderen te verraden. Juist ook tijdens de verhoren krijgt ze echter gelegenheid om te getuigen van „de liefde en vergeving van de Heiland.”
Vanuit Scheveningen gaat het naar Vught en vandaar naar Ravensbrück. Het zijn oorden van verschrikking. Bij nacht en ontij moeten de vrouwen op appel staan, ze moeten zwaar werk verrichten, krijgen nauwelijks te eten en moeten slaag en vernederingen incasseren. „Een van de ergste verschrikkingen zijn de geluiden die ik hoor. Het zwiepen van riemen, het gillen van degenen die geslagen worden, het krijsen en hese geschreeuw en gesnauw van boze, wrede mensen: dat alles maakt Ravensbrück tot een hel.” Voor een ‘medische keuring’ moeten alle kleren uit. Wat een vernedering voor deze keurige Nederlandse vrouwen. In deze diepte van ellende troost Corrie zich met de gedachte aan de kruisdood van Jezus. „Hij hing daar naakt. Door mijn lijden realiseer ik mij een heel, heel klein beetje van Zijn lijden.”
Een jaar of twintig, dertig geleden was Corrie ten Boom naar mijn idee veel onbekender in reformatorische kring. Zij behoorde tot de categorie ”juichend christendom” en was dus niet zo relevant als voorbeeld. En het moet gezegd worden, Corrie spreekt weinig of niet over zonde en schuld of over het oordeel van God. Dat is een gemis, dat echter gecompenseerd wordt door alle wonderlijke en goede dingen die ze meemaakt. De Bijbel, haar kostbaarste schat, kan worden binnengesmokkeld, het flesje Davitamon raakt niet leeg, de zussen mogen zo veel liefde en troost delen, om maar wat te noemen. Waarschijnlijk is er meer acceptatie gekomen voor het andere taalkleed, voor andere accenten in de geloofsleer, mede als gevolg van veel intensievere contacten met andere christenen, ook wereldwijd.
”Gevangene en toch…” is lange tijd niet beschikbaar geweest, maar nu opnieuw uitgegeven. De meeste informatie is ook verwerkt in ”De Schuilplaats”, de (auto)-biografische roman over Corries leven. Dit boek is minder uitgebreid en meer anekdotisch van opzet, maar wel helemaal door haarzelf geschreven.
Boekgegevens
Gevangene en toch, Corrie ten Boom; uitg. Gideon, Hoornaar, 2016; ISBN 978 90 599 9089 0; 176 blz.; € 14,95.