Westerse geleerden snappen niets van religie in buitenlandse conflicten
Het is altijd vermakelijk wanneer de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Tijdens de jaarlijkse veiligheidsconferentie in München viel de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Mevlut Cavusoglu, Iran aan. Dit land zou eropuit zijn Syrië en Irak sjiitisch te maken. Iran reageerde als door een wesp gestoken.
De Turkse minister kan het onmogelijk zijn ontgaan dat zijn eigen land in dezen toch ook heel wat boter op het hoofd heeft. De Turkse AK-partij heeft zich sinds het begin van de Syrische crisis volledig achter de soennitische oppositie in dat land geschaard. En Erdogan heeft zich meermalen smalend uitgelaten over de alevitische achtergrond van president Assad. De Turkse president heeft ook gezegd dat na het vertrek van Islamitische Staat er alleen nog soennieten in Mosul mogen wonen. De tienduizenden christenen uit Mosul waren blijkbaar reeds van zijn radar verdwenen.
In het seculiere Westen zijn veel politici en academici het verleerd om de factor religie in buitenlandse conflicten serieus te nemen. In Nigeria zien ze etnisch geweld, hoewel religieuze drijfveren hier de doorslag geven. Door dit onvermogen het belang van religie te onderkennen, begrijpen veel westerlingen ook nooit de religieuze dimensies van het Palestijns-Israëlische conflict. Libanon werd vijftien jaar geteisterd door een burgeroorlog, maar de meeste Arabieren zagen dit als een oorlog tussen moslims en christenen.
De oorlogen in Irak en Syrië vinden plaats in de context van de religieuze controverses tussen de sjiitische en de soennitische islam. Iran en Saudi-Arabië –beide verkapte theocratieën– werpen zich op als beschermers van respectievelijk de sjiieten en de soennieten. Iran pretendeert steeds dat het in landen als Irak en Syrië opkomt voor de „onderdrukten der aarde”, maar onderdrukt intussen de soennieten in de Iraanse provincies Ahwaz en Baluchistan. Saudi-Arabië veinst voortdurend dat het zich zorgen maakt over de mensenrechten in Syrië, maar behandelt zijn eigen sjiieten als derderangsburgers. En een echte Turk is per definitie een soennitische moslim.
Deze landen zijn vastbesloten dat er in Syrië pas sprake kan zijn van vrede nadat ze hier hun eigen belangen hebben veiliggesteld. In het Midden-Oosten is het gebruikelijk alle problemen in eigen huis te wijten aan het Sykes-Picotverdrag, dat in 1916 leidde tot een opdeling van de Arabische wereld. Dit is waarschijnlijk hoe de toekomst van Syrië er gaat uitzien als men de uitputtingsoorlog daar weet te beëindigen.
Gedreven door Osmaanse nostalgie eist Turkije een hap van de noordelijke Syrische koek, terwijl Iran alvast is begonnen de demografische samenstelling van de Syrische bevolking langs de Syrisch-Libanese grens te veranderen. Saudi-Arabië ten slotte heeft zijn oog laten vallen op het oostelijke Deir al-Zor, dat grenst aan de soennitische Iraakse provincie Anbar. Het idee dat er in Syrië wordt gewerkt aan een democratische inclusieve regering bestaat alleen in westerse hoofden.