Naoorlogs Walcheren kwam door noodboerderij tot leven
De noodboerderijen die na de oorlog op Walcheren werden gebouwd, verdienen extra bescherming. Er zijn er nog maar zestig over en als er niets wordt gedaan, verdwijnen die voorgoed, vreest Johan den Hollander uit Meliskerke.
Den Hollander schreef over de noodboerderijen het pas verschenen boek ”De Walcherse noodboerderijen en gedenkstenen in wederopbouwboerderijen” (uitgeverij Ruimzicht). Tijdens de wederopbouw verrezen er 340 noodboerderijen op Walcheren. Ze werden in hoog tempo gebouwd om de voedselvoorziening weer op gang te brengen. Er was na de oorlog immers een tekort aan vrijwel alles.
In oktober 1944 hadden Engelse bommenwerpers dijken gebombardeerd waardoor Walcheren onder water was gelopen. Toen na de oorlog het land weer op de zee was herwonnen, moest het snel worden gemoderniseerd. Er werd een ruilverkaveling doorgevoerd, nieuwe verbindingswegen tussen de dorpen werden aangelegd en de honderden boerderijen die tijdens de inundatie waren weggespoeld, zouden worden herbouwd.
Bouwwoede
Overal in Nederland heerste een heuse bouwwoede. Maar omdat daardoor architecten en ontwerpers erg veel werk hadden, lieten schetsen voor de wederopbouwboerderijen op Walcheren op zich wachten. Om vertraging in het herstel van de voedselvoorziening te voorkomen, werd daar gekozen voor de snelle, seriematige bouw van uiteindelijk 340 noodboerderijen.
Ze verrezen in 1947 en 1948 onder supervisie van het nationale Bureau Wederopbouw Boerderijen. Van de zestig die er nu nog over zijn, zijn er tien nog geheel intact, zegt amateurhistoricus Johan den Hollander. „Maar jammer genoeg worden deze symbolen van de wederopbouw een beetje aan hun lot overgelaten. Als iemand er een wil afbreken zal niemand hem tegenhouden, dat is jammer. Want als ze uit ons landschap verdwijnen, verdwijnen ze ook uit ons geheugen.”
Gedurende drie jaar fietste coauteur Ruud Murk voor het boek elke B-weg op Walcheren af om alle noodboerderijen of restanten daarvan in kaart te brengen.
Riet uit de Biesbosch
Den Hollander: „Het oogmerk van Murk en mij was te voorkomen dat deze als tijdelijke voorziening bedoelde gebouwen verloren gaan. Je kunt ze niet de monumentenstatus geven. Maar de overheid kan wel iets anders doen. Als een eigenaar de noodboerderij wil opknappen, maar toch kiest voor afbraak omdat bijvoorbeeld het verwijderen van asbest te duur wordt, kan de gemeente dat subsidiëren met gemeenschapsgeld. Dan heb je een win-winsituatie.”
De tijdelijke boerderijen waren eenvoudig en efficiënt. Op zo veel mogelijk kosten was bij de bouw bespaard. De woningen hadden platte daken, de –enkelsteense– schuren een puntdak bedekt met riet uit de Biesbosch. Over de lengte gehalveerde sparstammen werden gebruikt als dakspanten, dakgoten ontbraken en de bewoners kregen in plaats van elektriciteit en stromend water een petroleumstel en regenton. Als wc diende een ton die op het land moest worden geleegd.
Ploeteren in de klei
Den Hollander hoopt met het boek te bewerkstelligen dat „er een cultuuromslag optreedt in het denken over de noodboerderijen. De wederopbouw op Walcheren behoort tot het cultureel erfgoed. De noodboerderijen zijn puur Walchers. Ik hoop dat nu ook de gemeenten de waarde ervan inziet. Voor de mensen die er woonden, betekenden ze veel. Die krabbelden op vanuit een situatie van enorme verwoesting. Ze hebben afgezien, ploeterden in de zware zoute klei met paarden, ploegen en hun blote handen. En nu staan hun huizen te verloederen. Dat is jammer, want deze mensen waren de pioniers van het naoorlogse Walcheren.”