Vluchtelinge vindt „sjonge jonge” prachtig
Mensen met een buitenlandse achtergrond proberen op verschillend manieren de Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Dat blijkt uit de expositie ”Vanzelfsprekend!?”, die donderdag in het Oude Raadhuis van Zwijndrecht voor publiek openging.
In Zwijndrecht en Dordrecht zijn diverse instanties bezig met taalcursussen voor allochtonen. Hun activiteiten zijn op de tentoonstelling te zien.
Welzijnsorganisatie Diverz en Bibliotheek AanZet namen het initiatief om via ”Vanzelfsprekend!?” meer aandacht te vragen voor de taalcursisten. Samen met Zwijndrecht Werkt en de handwerkdames van ”Wereldwijven” uit Dordrecht exposeren zij handwerkkussens, pentekeningen, schilderijen en andere kunstvormen waarop Nederlandse woorden en andere beelden van integratie te zien zijn.
Ondergedompeld
„Als gemeente hebben we het idee omarmd”, vertelt Judith Pors, beleidsontwikkelaar cultuur bij gemeente Zwijndrecht. „Mensen komen in een vreemd land, worden ondergedompeld in een andere cultuur en moeten zich een nieuwe taal eigen maken.”
Het spreken van de taal van het nieuwe thuisland is erg belangrijk, stelt Pors. „Het zorgt ervoor dat je kunt meedoen in de maatschappij in plaats van buiten te blijven staan. Nederlands blijkt heel lastig te leren voor buitenlanders. Veel vluchtelingen zijn er dag en nacht mee bezig om verder te komen.”
De pakweg 85 cursisten van de vier instellingen zorgden voor een gevarieerde expositie. Met als trekkers de kussens van de handwerkdames en de pentekeningen van Fadi Jalal uit Hardinxveld. „Hij maakt kunst van alles wat maar binnen zijn bereik komt: van reclamefolders tot kassabonnen”, lacht Pors.
Vreselijk moeilijk
Het leren beheersen van de Nederlandse taal „is vreselijk moeilijk”, benadrukt Elly de Romijn. De vrijwilligster werkte 38 jaar lang in het onderwijs en geeft nu als vrijwilligster bij Diverz wekelijks les aan dertig tot veertig cursisten die de taal willen leren.
„Er zijn vluchtelingen bij, maar ook veel oudkomers: vrouwen die al jarenlang hier wonen en alleen voor hun kinderen hebben gezorgd en nu ontdekken dat ze de Nederlands taal maar amper kennen. Mannen voelen zich in deze groep minder op hun gemak. Deze maand starten we daarom met een aparte mannengroep.”
Het Nederlands zit voor mensen uit het buitenland vol voetangels en klemmen. „De uitspraak, de spelling, de grammatica – het valt allemaal niet mee. En de lidwoorden zijn helemaal lastig”, zegt De Romijn.
Ze constateert dat de manier van leren varieert. „Sommige cursisten nemen de lessen mee naar huis of hebben een vertaal-app. Anderen komen vooral voor de gezelligheid: lekker een uurtje met elkaar kletsen. Die sociale contacten zijn natuurlijk ook belangrijk.”
Ontroerend
De dames van Diverz laten volgens haar in hun kunstwerken „de mooiste Nederlandse woorden zien: ”Respect” was voorspelbaar; ”goed gedaan” en ”lief” ontroeren. Maar ”sjonge jonge” en ”uitjes fruiten” zijn de absolute winnaars”, aldus De Romijn.
Ook Hanke van der Mast werkt met haar Dordtse handwerkvrouwen mee aan de expositie. „Eén dag in de week zijn we aan het borduren, haken of breien. Daarnaast geef ik taalles. Ik ben oud-onderwijzeres mét de akte Nuttige handwerken, dus dat komt goed uit. Van huis uit heb ik geleerd dat ik naar mijn naaste moet omzien. Dat doe ik hier met veel plezier.”
De vrijwilligster geeft les aan vrouwen uit landen als Jemen, Eritrea, Somalië, Guinee-Bissau, Slovenië, China, Marokko en Turkije. Ze constateert dat veel vrouwen het Nederlands slecht beheersen, ook als ze al langer in ons land verblijven. „Niemand praat met hen, niemand corrigeert ze. Daarom blijven ze steken in gebrekkig taalgebruik.”
Tornmesje
Ook de inburgeringscursus biedt volgens haar onvoldoende soelaas. „Ze kennen het alfabet uit hun hoofd, maar weten het verschil niet tussen en, in en een. Of tussen bom en boom, fles en vlees. Dat probeer ik hun bij te brengen. Ik noem alles waar we mee werken bij hun naam: tornmesje, schaar, vingerhoedje.”
Van der Mast leert de vrouwen dat een zoom van 15 centimeter „toch net wat anders uitpakt” dan een van 50 centimeter. „Ik leer hun woorden en werkwoorden. We praten met elkaar in de tegenwoordige en verleden tijd en maken vraagzinnen. En dan maar hopen dat ze die kennis ook buiten de handwerklessen toepassen. De vrouwen zijn vreselijk dankbaar voor wat ze leren.”
Intussen is in het Oude Raadhuis de les van De Romijn in volle gang. Ze leest met haar cursisten een verhaal. „Er staat: „De kinderen vinden het tof.” Wat bedoelen ze daar precies mee?” Een cursist: „Dat ze het leuk vinden.” Haar buurvrouw: „Mijn kinderen zeggen dan: „Dat is cool.””