„Ik ging het debat nooit uit de weg”
Oud-officier van justitie Teeven (VVD) begon deze kabinetsperiode als staatssecretaris en vertrekt in maart als Tweede Kamerlid. „Ik heb me nooit alleen willen bezighouden met de hitsigheid van de dag.”
Pakkende oneliners uit zijn mouw schudden; in zijn laatste maanden aan het Binnenhof kan VVD-Tweede Kamerlid Teeven het nog steeds. „Ik ga niet over het werk van een journalist; maar journalisten gaan wel over mijn werk”, zegt de woordvoerder defensie en buitenlandse handel van de grootste Tweede Kamerfractie op zijn werkkamer. „Hoe vind je die?”
Meteen schakelt hij over op de actualiteit, die van de woedende veteranen en hun AOW-gat. Recent sprak Teeven de oud-militairen toe vanaf een podium, tijdens een protestmanifestatie van de voormalige krijgslui op het Spuiplein. „Mijn laatste publiekelijke klus”, lacht hij.
Veel oppositiepartijen eisen dat minister Hennis van Defensie het AOW-gat voor 100 procent dicht. Zij houdt het voorlopig op 85, Teeven mocht uitleggen waarom de VVD dat steunt.
Hoe vindt u het om uw landelijke loopbaan te moeten afsluiten met deze thematiek?
„Dit is een lastig dossier, daar draai ik niet omheen. Veel veteranen redeneren: We hebben er 30, 35 jaar van trouwe dienst aan Nederland op zitten en nu laten jullie ons in de steek. Ik begrijp dat wel, maar wijs er tegelijkertijd ook op dat er behalve veteranen nog veel meer mensen zijn met een AOW-gat. Wij hebben het probleem nu niet helemaal voor ze kunnen oplossen, maar we hebben wel onze uiterste best gedaan om dat zo ver mogelijk te doen.”
U trad af als staatssecretaris na ophef over de zogenaamde Teevendeal en de bonnetjesaffaire die daarop volgde. Toen de premier op zoek ging naar een opvolger adviseerde Volkskrantjournalist Martin Sommer hem in zijn wekelijkse rubriek: „Weer net zo’n Teeven graag.”
Teeven maakt eerst een afwerend gebaar, maar schiet dan in de lach. „Ja, ja”, zegt hij, „in dat stuk kwam ik er goed vanaf.”
Volgens dat stuk moeten politici het debat over beladen onderwerpen, zoals immigratie en asiel, niet overlaten aan flankpartijen, zoals de PVV. De discussie moet gevoerd vanuit het politieke midden en politici zoals u zouden daar garant voor staan.
„Ik deel de analyse en het klopt dat ik nooit ben weggelopen voor het debat. Een politicus moet altijd in discussie gaan met mensen, ook als hij een vervelende boodschap heeft. Je moet bestuurlijke verantwoordelijkheid durven nemen én durven zeggen wat er aan de hand is. Dat je af en toe iets roept, betekent nog niet dat je alleen maar bezig bent met de hitsigheid van de dag. Dat heb ik ook nooit gewild.”
Wanneer houdt een politicus zich niet alleen bezig met de waan van de dag?
„Als hij effectief is, als hij iets achterlaat, waardoor zijn gedachtegoed ook na zijn vertrek nog wordt uitgedragen in het parlement. Bijvoorbeeld goede zorg voor slachtoffers en voor nabestaanden bij strafzaken; iets wat tegenwoordig gelukkig veel steviger is verankerd.
Wanneer de rechtszaak inhoudelijk begint of wanneer iemand na een veroordeling weer op vrije voeten kwam; daar moest je vroeger zo’n beetje naar gissen. Slachtoffers en nabestaanden worden nu in alle fases van het strafproces netjes op de hoogte gebracht. Ik ben blij dat ik daaraan heb kunnen bijdragen.
Verder is er nu voor slachtoffers en nabestaanden de schadevergoedingsmaatregel. Wordt een verdachte veroordeeld tot een schadevergoeding, maar weigert hij te betalen, dan zorgt de staat voor een voorschot. Daarna wordt het bedrag alsnog bij de veroordeelde geïnd, zonder dat de benadeelde partij daar nog omkijken naar heeft.”
Teeven maakte de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 mee als lijsttrekker voor Leefbaar Nederland. In 2003 verdween deze partij uit de Kamer. De campagnes van 2006, 2010 en 2012 maakte hij mee als kandidaat-Kamerlid voor de VVD.
Er komen weer verkiezingen aan. Om welke thema’s draait de campagne straks?
Teeven zegt dat het vertrekkende Kamerleden past om terughoudend te zijn. En hij roept in herinnering dat hij nog altijd kampt met de naweeën van een auto-ongeluk in april 2015, vlak nadat hij weer was teruggekeerd als Kamerlid toen hij als staatssecretaris was afgetreden.
„Er tikt een hersenader tegen mijn gezichtsspier. Dat geeft gigantische pijnscheuten, in januari word ik geopereerd. Ze maken een opening achter in de schedel en proberen dan tussen die ader en die spier een watje te stoppen. Daarna moet ik revalideren, dus de campagne zal wel voor een deel aan mij voorbijgaan.”
Dan: „O, ja, die thema’s. Voor een deel zullen dat dezelfde zijn als in 2010 en 2012, dus financiën, economie, het beheersen van de migratiestromen en criminaliteit en onveiligheid. En soms proef je dat ook de vraag of de burger in Den Haag genoeg gehoord wordt weer een thema is.”
Waarom zegt u ”weer”?
„Omdat het gevoel van burgers dat ze toch geen invloed hadden op de besluitvorming ook in 2002 een issue was. Economisch gezien ging het destijds ook goed. Niemand kon het benoemen en niemand kon het een plek geven, maar ook toen snoof je die sluimerende onvrede op.
Ik houd niet van bespiegelingen, ik ga niet speculeren over wat er aan de basis van die onvrede ligt. Kiezers hebben daar trouwens ook niks aan; die hebben vooral iets aan een kabinet dat opereert vanuit een ”let’s do it”-houding. De mouwen opstropen en aanpakken. Dit kabinet heeft dat gedaan; laat dat helder zijn. Of de kiezer dat voldoende waardeert, weten we op 15 maart.”
U hebt vele tropenjaren achter de rug, maar hebt geen verklaring voor het ongenoegen van boze kiezers. Dat moet onbevredigend zijn.
„Als de vraag is of ik hier teleurgesteld wegga, is het antwoord: nee. Ik kan opgeruimd terugblikken op bijna twaalf boeiende jaren. De VVD heeft mij veel geboden, ik heb de kans gehad mezelf verder te ontplooien. Daar ben ik de partij dankbaar voor.”
„Ik vertrek met opgericht hoofd”
Een afgesplitst Kamerlid zielig? Dat hoeft niet, bewees fiscalist en ex-PVV’er Van Vliet (47). „Ook als eenling hangt het er maar vanaf wat je van het parlementaire werk maakt. Ik ben met afstand de succesvolste kleine afsplitsing ooit.”
Ja, de uiterste consequentie van het uit de PVV stappen, is dat hij na 15 maart volgend jaar niet meer terugkeert als Kamerlid. Dat vindt de joviale Limburger Van Vliet jammer. Toch heeft hij geen spijt van de stap die hij op 21 maart 2014 zette. „Nee, ik ben niet in een zwart gat gevallen. Eerder het omgekeerde. Binnen de PVV voelde ik me regelmatig alleen, maar nadat ik eruit gestapt was, had ik meteen een gevoel van bevrijding. Mijn contacten met andere fracties werden warmer, met name met die van de VVD. Ik ervoer daar de kameraadschap die ik bij de beweging van Wilders nooit heb ervaren.”
En dit weet Van Vliet zeker: „Als ik in de PVV was gebleven, zou ik me erg zijn gaan vervelen. Ik heb daar eigenlijk nooit anders meegemaakt dan dat er met opzet onrealistische plannen werden gelanceerd, om aandacht te trekken, niet om de samenleving te verbeteren. Daarom is er volgens mij op de langere termijn geen toekomst voor de PVV.”
Geen toekomst? De partij kan op 15 maart zomaar de grootste worden.
„Daarom zeg ik: Op de lange termijn. De PVV heeft geen constructieve agenda, er is daar geen politieke horizon. Op den duur zullen haar kiezers teleurgesteld raken omdat er niets met hun stem gebeurt. Bovendien is deze ‘partij’ te afhankelijk van één persoon. Ik heb daarom de juiste keuze gemaakt daar weg te gaan. Directe aanleiding was de ”minder minder”-uitspraak van Wilders, maar ook zonder die spreekwoordelijke druppel zou ik ermee gestopt zijn. En echt, m’n beste tijd als parlementariër beleefde ik na 21 maart 2014.”
Een eenling slaat in de Tweede Kamer toch geen deuk in een pakje boter?
„Nou, ik bestrijd ik dat je als eenling níéts kunt. Ikzelf ben juist het levende bewijs dat er toch nog veel mogelijk is wanneer je niet bij de pakken neer gaat zitten. Ik was de eerste voorzitter van een enquêtecommissie die tevens een eenmansfractie vormde. Ik was de eerste afsplitser die een initiatiefwet indiende – die helaas niet is aangenomen. Ik was de eerste eenmansfractie die bij de Algemene Beschouwingen tweemaal een echte, door het CPB doorgerekende, tegenbegroting op tafel legde. Bovendien heb ik meer dan vijftig amendementen en moties aangenomen gekregen, vooral in de jaren nadat ik afgesplitst was. Voor ons werk als parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties kregen we van de Kamer een ”motie van lof”, alweer iets uitzonderlijks. Kortom, ik denk dat ik hier straks met opgericht hoofd naar buiten kan lopen.”
Zo te horen, zou u nog wel wat jaartjes door willen gaan.
„Ik heb mijn werk met enorm veel plezier gedaan en heb me altijd op de inhoud gericht. Dan ontstaat er ook een soort gunfactor. Bij elkaar ben ik bijvoorbeeld wel een keer of veertig, vijftig voorzitter geweest van algemene overleggen, wetgevingsoverleggen en rondetafelgesprekken. Als de benoemde voorzitters en ondervoorzitters niet beschikbaar zijn, komen griffiers al snel naar mij toe: Hé Van Vliet, kun jij invallen? Jij vindt het leuk en je doet het goed.”
U werkt hard. Veel andere Kamerleden eveneens. Bestaat er in het land een te negatief beeld van politici?
„De termen zijn bekend: zakkenvullers, graaiers, bandieten. Maar er wordt in Den Haag in het algemeen gesproken hard gewerkt en serieus nagedacht over de belangen van het volk. Of dat ook bij burgers voor het voetlicht komt, hangt voor een deel van de media af. Ooit liep ik, kort voor het kerstreces, met wat boodschapjes het Kamergebouw in. Een Telegraafjournalist schreef daarover –nota bene op de voorpagina; hebben ze niks anders te schrijven?–: „Van Vliet, die zijn gezicht in het parlement toch al weinig laat zien…” Dat is toch schandalig? Terwijl ik keihard werk. Ik hoop tenminste dat dát bij mijn afscheid gesignaleerd wordt.”
Wat kan er beter aan de Nederlandse politiek?
„Laat ik me tot één punt beperken: schaf de Eerste Kamer af. Dat levert veel winst op in termen van politieke stabiliteit. Weet je wat in de Tweede Kamer het meest gebruikte woord is? Eerste Kamer! Nog voor men naar een woordvoerder luistert, hoor je collega’s al denken: heb jij wel een flinke senaatsfractie achter je staan? Nee? Dan stel je hier niets voor. Dat is geen gezonde situatie. Het primaat van de politiek hoort in de Tweede Kamer te liggen.”
Wat gaat u straks doen, na 15 maart?
„Tja, ook bij mij moet de schoorsteen nog zo’n twintig jaar roken. Het liefste zou ik het bedrijfsleven weer in willen, waar ik als fiscaal jurist ook uit kom. Ik ga aftasten welke mogelijkheden daar voor mij zijn. Verder heb ik veel liefde opgevat voor de sociale volkshuisvesting, waar ik inmiddels ook veel kennis van heb. Voor een woningcorporatie zou ik best graag werken.
Het is jammer dat men mij niet op de kandidatenlijst voor de VVD heeft geplaatst. Ik ben serieus in de running geweest, maar er was iemand anders die ook fiscale bagage heeft. En dan leg je het af. Misschien dat er in de lokale politiek nog kansen liggen om mij voor de bevolking en voor de VVD in te zetten. Want ik blijf wel gewoon lid van die partij; ik ben geen opportunist.”
Naderend afscheid
De Tweede Kamerverkiezingen komen eraan. Veel Kamerleden weten nu al dat ze daarna niet meer in het parlement terugkeren. Ze willen niet meer, of hun partij geeft de voorkeur aanandere kandidaten. Hoe blikken vertrekkers terug op hun tijd aan het Binnenhof? En wat zijn hun plannen voor na 15 maart 2017? Vandaag deel 1 van een vierluik.