De ster van Bethlehem blijft een groot mysterie
De ”ster van Bethlehem” heeft al heel wat tongen losgemaakt en veel pennen in beweging gebracht. Veel theologen, historici en taalwetenschappers verwijzen de ster resoluut naar het rijk der fabelen.
Maar juist veel nuchtere, puur wetenschappelijk redenerende astronomen geloven er wel in. Althans, „ze proberen er een sterrenkundige verklaring voor te geven”, constateert Rob Walrecht, amateurastronoom uit Amersfoort. Ook hij duikt met zijn nieuwste publicatie ”De Ster van Bethlehem” in „een van de grootste mysteries uit de Bijbel en de astronomie.”
Als de ster van Bethlehem een sterrenkundig verschijnsel is geweest, kunnen astronomen helpen bij het vinden van een verklaring. „Bepaalde sterrenkundige gebeurtenissen zijn tot duizenden jaren geleden nauwkeurig te dateren”, vervolgt Walrecht, voor wie het al of niet bestaan van de ster van Bethlehem overigens niets uitmaakt – „We hebben er een gezellig kerstfeest aan overgehouden.”
Hij zet alles op een rij: wat laat de Bijbel weten? „Mattheüs zegt dat de wijzen uit het oosten op reis gingen naar het westen, naar Jeruzalem, nadat ze in het oosten een heldere ster hadden gezien.”
Waarschijnlijk waren de wijzen –in het Grieks ”magoi”– Perzische magiërs, zoroastrische priesters en deskundige astrologen. Ze reden als echte Perzen op paarden of muilezels en niet op kamelen. Hoewel ze drie geschenken brachten –goud, wierook en mirre– staat er nergens dat er drie koningen op reis waren gegaan. „Het kunnen wel dertig wijzen zijn geweest”, meent Walrecht.
Mogelijk hebben ze via Daniël, die eeuwen daarvoor tot hun kring heeft behoord, kennis gekregen aan de voorzegging van Bileam, oppert prof. F. W. Grosheide in de ”Christelijke encyclopedie” (1959). Deze oosterse magiër profeteerde in Numeri 24:17: „Er zal een ster voortgaan uit Jakob, er zal een scepter uit Israël opkomen.”
Machtig
De Romeinse historicus Tacitus (56-117) betoogt dat er in die tijd (dus rond het begin van de christelijke jaartelling) in oosterse landen een algemene verwachting bestond dat er een groot en machtig vorst zou verschijnen. „Er bestond in het gemoed van velen de overtuiging dat enige aloude geschriften van priesters een voorzegging bevatten, dat omstreeks die tijd een oosterse macht de bovenhand zou hebben, en dat personen, voortkomende uit Judea, heerschappij zouden voeren.”
Maar wat hebben de wijzen uit het oosten dan precies gezien? Verklaringen voor de ster die de afgelopen eeuwen zijn geopperd, variëren van een vuurbol, meteoor of vallende ster, een komeet, een supernova van een exploderende ster, een planeet of een samenstand van planeten, de planeet Uranus, planetoïden, een bolbliksem en een horoscoopfiguratie tot een ufo, somt Walrecht op.
Hij constateert nuchter dat de reis van de wijzen maanden moet hebben geduurd. „Dus een astronomische oorzaak moet over een langere periode of vaker dan eenmaal zichtbaar zijn geweest. Verder moet de ster voor hen spectaculair genoeg zijn geweest om die lange reis te ondernemen.” Een meteoor en een bolbliksem vallen daarom direct af, om verder maar te zwijgen van een ufo.
Was het dan een komeet? Een komeet bestaat uit stof, ijs en gas en draait in een baan de zon. Wanneer zo’n dwaalster dicht bij de zon komt, laat hij zijn lange stofstaart duidelijk zien als een lichtgevende streep aan de nachtelijke hemel.
Colin R. Nicholl, voormalig hoogleraar Nieuwe Testament aan het Gordon-Conwell Theological Seminary (VS), verdedigde vorig jaar in zijn studie ”The Great Christ Comet” dat de ster van Bethlehem zo’n komeet moet zijn geweest. Volgens hem sluit dat naadloos aan bij de profetie van Bileam. De kern en de staart van de „grote Christuskomeet” –zoals Nicholl hem noemt– vertoonde zich als een scepter aan de hemel.
Onheilsbrengers
Met historische argumenten gaat Walrecht lijnrecht tegen die visie in. „Door de eeuwen heen werden kometen als onheilsbrengers beschouwd. Ons woord desastreus komt van ”dis astro”, kwade ster, een komeet. De kans dat de wijzen een komeet als symbool voor de geboorte van de nieuwe koning zagen, is dus erg klein.”
In deze visie wordt hij gesteund door Peter Barthel, hoogleraar astrofysica aan de Rijksuniversiteit Groningen, die hierover –eveneens vorig jaar– met nieuwtestamenticus Geurt van Kooten het boek ”The Star of Bethlehem and the Magi” publiceerde.
Een andere mogelijkheid is een ontploffend ster, een nova, of de grotere variant: een supernova. Die zijn soms zo helder dat ze overdag zelfs zichtbaar zijn. „Een helderder ster van Bethlehem kun je je niet voorstellen.” Toch betwijfelt Walrecht of dit de ster van Bethlehem kan zijn geweest: Perzische magiërs zullen uit een verstoring van het zogeheten ”heilige evenwicht” uit hun zoroastrische opvattingen de geboorte van een Koning ook niet hebben afgeleid. Bovendien is er geen enkel geval bekend van een heldere supernova kort voor het begin van de christelijke jaartelling.
De Amerikaanse astronoom Michael Molnar beweert in zijn boek ”The Star of Bethlehem: The Legacy of the Magi” (1999) dat de ster in het oosten werd veroorzaakt door Jupiter, die door de maan werd bedekt in het sterrenbeeld Ram. De maancirkel schoof op 20 maart en 17 april van het jaar 6 voor Christus voor Jupiter. Gewone mensen konden die laatste samenstand niet zien, omdat de maan optisch te dicht bij de zon stond. Volgens Molnar was Ram het astrologische teken van Judea.
Spectaculair
Heeft Molnar gelijk? Walrecht betwijfelt het. De Heere Jezus moet zijn geboren voor de dood van Herodes de Grote. Algemeen is de opvatting dat Herodes in het jaar 4 of 1 voor Christus overleed.
Walrecht constateert dat er nog meer „spectaculaire” samenstanden van planeten zijn geweest in de periode voor het begin van de christelijke jaartelling. „In het jaar 7 voor Christus was er een drievoudige conjunctie van Jupiter en Saturnus in sterrenbeeld Vissen (het symbool voor Israël en de Joden), op 29 mei, 29 september en 5 december van dat jaar. Voor de wijzen vertegenwoordigde Jupiter de nieuwe koning en Saturnus de oude. Kortom, een wisseling van machthebber.” Toch valt deze mogelijkheid wat hem betreft ook af. De planeten kwamen echter niet dichter bij elkaar dan de minimale afstand van twee volle manen.
Maar er bestaat nog een andere horoscoopfiguratie. In de jaren 3 en 2 voor Christus kwamen de twee helderste planeten, Venus en Jupiter, tweemaal heel dicht bij elkaar in sterrenbeeld Leeuw. Op 17 juni in het jaar 2 voor Christus leken beide planeten samen te smelten tot één zeer heldere lichtbron in sterrenbeeld Leeuw.
„Een fraaiere ster van Bethlehem kun je je niet voorstellen. Venus was de godin van de vruchtbaarheid, Jupiter de koning van de planeten; en de Leeuw was het symbool van de Koning van Juda”, aldus de amateurastronoom. „De herdertjes lagen bij nachte in het veld… Dat deden ze misschien wel omdat het zomer was.”
Bovennatuurlijk
Toch blijft er wat knagen. Dergelijke samenstanden van planeten zijn namelijk niet uniek; Perzische wijzen konden die gewoon voorspellen. De ster van Bethlehem was echter een onverwacht, buitengewoon verschijnsel, stelt Donald DeYoung, hoogleraar natuurkunde aan Grace College in Winona Lake (VS), in zijn boek ”Astronomy and the Bible” (2010). „Het zou ook een tijdelijk, bovennatuurlijk licht kunnen zijn geweest. De geboorte van Christus was immers omgeven door wonderen.”
Stuart Burgess, hoogleraar engineering design aan de universiteit van Bristol, zoekt de verklaring in zijn boek ”The Star of Bethlehem” (2015) eveneens in een bovennatuurlijk verschijnsel. In Mattheüs 2:9 staat: „En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats waar het Kindeken was.”
„Een natuurlijke ster kan mensen niet geleiden vanuit Jeruzalem en staan boven een specifiek huis in Bethlehem, omdat sterren zich bewegen in een vastgestelde banen aan de nachtelijke hemel.” De woorden en handelingen van de wijzen zijn voor Burgess een aanwijzing dat zij de ster beschouwden als meer dan een natuurlijk fenomeen; ze noemden die „Zijn ster.”
Wat is de ster dan geweest? Het valt Danny Faulkner, emeritus hoogleraar astronomie, op dat in de Bijbel engelen ook ”sterren” worden genoemd, schrijft hij in zijn boek ”The Created Cosmos” (2016). „Zodoende hebben velen geconcludeerd dat de kerstster een verschijning van engelen is geweest.” Anderen menen dat deze ster een vertoning was van de Sjechina, de heerlijkheid van God; „God wordt immers de ”Vader der lichten” genoemd.”
Faulkner laat ten slotte in het midden wat de ster werkelijk is geweest. „Hoe dan ook, het is ontzettend lastig om de beschrijving die Mattheüs geeft van de ster te bcombineren met astronomische verschijnselen. Maar er bestaat ook geen enkele reden waarom christenen bang zouden moeten zijn voor een bovennatuurlijke verklaring” (Zie ”Theologische verklaring”).
Mysterie
„Waarom willen juist nuchtere natuurwetenschappers zo graag een verklaring vinden voor de ster van Bethlehem?” Amateurastronoom Walrecht weet het niet. Hij vindt de zoektocht naar de herkomst van de ster van Bethlehem intrigerend. Maar ook hij kan het finale antwoord niet geven. „Uiteindelijk blijft de ster van Bethlehem een mysterie. En misschien is dat ook maar beter.”
Donald DeYoung gaat nog een spade dieper. „Het grootste mysterie van het eerste kerstfeest is niet de identificatie van de ster van Bethlehem. Het is de grote vraag waarom de wijzen werden geroepen om het licht te volgen naar de Messias; en waarom wij dezelfde boodschap vandaag de dag nog steeds ontvangen.”
Theologische verklaring
Opvallend genoeg zoeken gereformeerde theologen de verklaring voor de ”ster van Bethlehem” niet in de astronomie.
De kanttekenaren van de Statenvertaling geven bijvoorbeeld aan dat de ster van Bethlehem geen gewone ster is geweest, maar een speciaal teken. „Een bijzonder geschapen licht, gelijk de vuurkolom was, die de kinderen Israëls door de woestijn leidde.”
Ook de Rotterdamse theoloog Franciscus Ridderus schrijft in zijn lijvige werk ”Schriftuerlyk licht” (1679) dat de ster die de wijzen zagen „geen ordinair, maar een extraordinair licht was, dat zij oordeelden te zijn een ster van een koning. De ster toonde de wijzen alleen maar dit: dat een koning der Joden geboren was.”
Andere theologen, zoals prof. dr. F. W. Grosheide in de ”Christelijke encyclopedie” (1959), opperen bezwaren tegen deze visie. In de Bijbel staat immers niet „sterverschijning”, maar „ster.”
De Engelse theoloog Matthew Henry, bekend van zijn omvangrijke Bijbelverklaring, geeft ook aan dat de wijzen een „buitengewone ster” moeten hebben gezien, wat voor hen een teken was dat er een „buitengewone Persoon” moest zijn geboren in het land van Judea.
„Buitengewone verschijnselen van God in de schepselen moeten ons altijd doen vragen wat hierin Zijn wil en welbehagen is. Christus heeft tekenen aan de hemel voorzegd. De geboorte van Christus was aan de Joodse herders bekendgemaakt door een engel, maar aan de heidense wijsgeren door een ster. Tot beide heeft God in hun eigen taal gesproken, en wel op de manier, waarmee zij het best bekend waren.”
Boekgegevens
De Ster van Bethlehem. En het verhaal van de kalender, Rob Walrecht; uitg. Rob Walrecht Productions, 2016; 8 blz.; € 2,-;
The Created Cosmos, Danny Faulkner; uitg. Master Books, Green Forest, 2016; ISBN 978 0 890 51973 8; 340 blz.; €19,-;
The Star of Bethlehem, Stuart Burgess; uitg. Day One Publications, Leominster, 2015; ISBN 978 1 846 25482 6; 62 blz.; € 5,99;