De officier van justitie erkende dat informant „Paul” in augustus in een door justitie betaald appartement in Rotterdam is gehuisvest en daar een gesprek heeft gehad met de douanier. In de Colombiaanse hoofdstad Bogota is hem een paspoort verstrekt. Tevens is een opsporingsbevel wegens een veroordeling tijdelijk opgeschort. De relatie met informant Paul zou medio oktober zijn verbroken omdat de man onbetrouwbaar zou zijn gebleken.

Het OM reageerde daarmee op beschuldigingen van de advocaat van Gerrit G., die meent dat de douanier is uitgelokt en door die gesprekken met de informant opnieuw is opgepakt. Raadsman Jan-Hein Kuijpers betichtte de TCI en het OM van ongeoorloofde opsporingsmethoden. Hij verwees naar de opsporingsmethoden die zijn gebruikt in de jaren negentig in de IRT-affaire, die leidden tot een parlementaire enquête onder leiding van Maarten van Traa. „Als het waar is wat Paul mij heeft verteld, dan heeft justitie een heel groot probleem. Dit riekt naar Van Traa.”

De informant zou Kuijpers hebben verteld dat containers met cocaïne opzettelijk worden doorgelaten, net zoals in de IRT-affaire gebeurde met hasj. De raadsman wil dat de informant een vrijgeleide krijgt om te getuigen. De man zou werken voor het Colombiaans drugskartel in Medellin. „Medellin is boos”, aldus Kuijpers, die zei daarover contact te hebben gehad met het kartel. Afspraken tussen het drugskartel en de opsporingsautoriteiten zouden volgens hem zijn geschonden.

Kuijpers wil dat G., die als douanier miljoenen verdiende met het laten passeren van containers met drugs, voorlopig weer op vrije voeten komt.

Het Openbaar Ministerie ziet daarvoor geen reden. De heimelijke opnamen vallen volgens de officier van justitie buiten het dossier in de strafzaak.