Steeds meer oorlogsslachtoffers naar ereveld
Steeds meer militairen en burgers die omkwamen in de Tweede Wereldoorlog krijgen een herbegrafenis op de erevelden op de Grebbeberg en in Loenen. Dat gebeurt op verzoek van nabestaanden, die willen dat het oorlogsslachtoffer een blijvende rustplaats krijgt.
Dat zei woensdag luitenant Geert Jonker van de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL). De dienst verzorgt de herbegrafenissen op de erevelden. Donderdag worden korporaal Marinus de Wit en soldaat Pieter Saarloos herbegraven op het militair ereveld Grebbeberg in Rhenen. Zij kwamen in de meidagen van 1940 om het leven. Marinus de Wit lag begraven in Drunen en Pieter Saarloos in Dinteloord. Militairen en voor dapperheid onderscheiden burgers worden met militaire eer naar hun rustplaats begeleid.
Volgens Jonker zijn er twee redenen dat er steeds meer herbegrafenissen op de erevelden zijn: „Langzamerhand hebben veel gevallenen uit de Tweede Oorlog geen naaste familie meer. De laatste afstammelingen zijn nu zelf oud. De meesten willen graag dat hun oorlogsheld ook als zij er niet meer zijn in een net verzorgd graf ligt. De Oorlogsgravenstichting zorgt daar als beheerder van de erevelden voor. De andere reden is meestal dat een gemeente een verwant opspoort omdat er plannen zijn graven te gaan ruimen. Die verwanten kunnen dan ook verzoeken om een plek op het ereveld.”
Op de Grebbeberg liggen alleen militaire oorlogsslachtoffers uit de meidagen van 1940. Op het ereveld in Loenen bij Apeldoorn liggen andere Nederlandse militaire oorlogsslachtoffers en burgers die in oorlogen omkwamen. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw rusten hier behalve slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog ook gesneuvelden uit andere oorlogen. De rustplaatsen op beide erevelden zijn rijksgraven, die niet geruimd mogen worden. Op de Grebbeberg zijn nu ruim 850 graven en in Loenen liggen bijna vierduizend mensen. Volgens de BIDKL zijn er nog ongeveer zesduizend gevallenen die voor een herbegrafenis in aanmerking komen.