Mens & samenleving

Pastorale zorg voor gebutste Joden

De doorsneerabbijn is sterker in doceren dan in communiceren, weet Shmuel Katz. Dat komt het pastoraat niet ten goede, zeker niet bij getraumatiseerde Joden. Met Zikna wil de rabbijn in de leemte voorzien. „Ik ga ver mee in het denken van mensen, maar er zijn grenzen.”

Huib de Vries

3 November 2016 08:27Gewijzigd op 16 November 2020 08:10
Soms voelt Shmuel Katz de frictie tussen de rabbijn en de pastoraal werker die hij in één persoon verenigt. beeld Sjaak Verboom
Soms voelt Shmuel Katz de frictie tussen de rabbijn en de pastoraal werker die hij in één persoon verenigt. beeld Sjaak Verboom

De reformatorische wereld is rabbi Shmuel Katz (58) niet onbekend. Zijn jeugd bracht hij door in Veenendaal. Vader Katz werd door zijn ouders direct na de Kristallnacht naar Nederland gestuurd, waar hij als pleegkind werd opgenomen door het Joodse echtpaar Van Essen, dat in Veenendaal een groothandel in levensmiddelen runde.

„In 1943 zijn ze ondergedoken bij een klant van opa Van Essen. Daardoor hebben ze de oorlog overleefd. De ouders van mijn vader zijn in ’43 vermoord. Mijn moeder kwam in 1933 met haar ouders vanuit Hamburg naar Antwerpen. Ook haar vader is in ’43 vermoord, net als haar zusje. De andere familieleden zijn op wonderlijke wijze de dans ontsprongen. Mijn ouders hebben elkaar in ’54 leren kennen en zijn een jaar later getrouwd.”

Vader Katz werd de rechterhand van zijn pleegvader. Shmuel, de enige jongen in een gezin van vijf kinderen, groeide op in een wereld van pallets, kratten en dozen. Over de oorlog werd thuis nimmer gesproken. Toch nam hij er wel wat van mee. „Dat ontdekte ik toen ik een aantal jaren geleden een contextuele therapie volgde. Ik had een gelukkige jeugd, kwam niets tekort, maar over de familie lag een waas van latent verdriet.

Een gebed voor het Joods Nieuwjaar bevat de passage: „Wie zal leven, wie zal sterven? Wie op zijn tijd, wie voor zijn tijd? Wie door honger, wie door een plaag? Wie door het zwaard, wie door het vuur?” Vijftig jaar geleden stond ik met Rosj Hasjana in de synagoge achter mijn grootvader. Terwijl we die woorden uitspraken, zag ik dat hij begon te huilen. De spanning in de onderduikjaren bleef deel van hem uitmaken en is daardoor ook deel van mijn vader en van mij geworden.”

Gods leiding

Opa en oma Van Essen verhuisden in de jaren 70 naar Israël. Vader en moeder Katz maakten in 2000 dezelfde gang. Hun zoon signaleerde de helende werking daarvan. „De staat Israël heeft het wereldjodendom zijn zelfvertrouwen teruggegeven. De vorming ervan was een gebaar van God dat Hij ons niet heeft vergeten. Tegenover het verdriet door de verliezen in de oorlog staan voor mijn ouders bovendien hun vijf kinderen, de kleinkinderen en een schare achterkleinkinderen, een gave die de pijn overvleugelt. Nog belangrijker is dat de religie hun kracht geeft. Ondanks de Holocaust bleven ze geloven in Gods leiding met het Joodse volk.”

Aan zijn jeugd in Veenendaal bewaart de Amsterdamse rabbijn goede herinneringen. „Ik was daar de enige orthodox-Joodse jongen, de zaak was op zaterdag dicht, maar we voelden ons geen buitenstaanders. De mensen wisten dat mijn grootouders en ouders zich niet alleen aan de sabbat, de spijswetten en Joodse feestdagen hielden, maar dat ze ook in hun bedrijfsvoering naar de regels van de Thora leefden. Dat dwong respect af.”

Shmuel zat op de christelijke Koningin Julianaschool en speelde na schooltijd soms bij klasgenootjes, al kon hij daar niet eten. Omgekeerd gebeurde dat soms wel. „Mijn ouders hadden in Veenendaal een aantal echte vrienden. Orthodoxe Joden en christenen delen het geloof in God en eerbied voor het leven. Dat verbindt.”

Bewuste keuze

Toch besloten zijn ouders in 1970 naar Mokum te verhuizen. „Daar had mijn vader de mogelijkheid om elke dag naar de synagoge te gaan en konden wij naar het Joodse Maimonides College, Joodse les en de Joodse jeugdvereniging. In het begin miste ik mijn grootouders. Die maakten deel uit van ons gezin. Ik miste ook de familiediensten die we op de Joodse feestdagen hielden. Het besef dat je in de Mediene met een gering aantal een stuk Jodendom in stand kunt houden, gaf veel voldoening. In Amsterdam viel dat gevoel weg.”

Het Maimonides College confronteerde hem met de regenboog van opvattingen en subculturen binnen het Jodendom. De vanzelfsprekendheid van een orthodox-Joodse leefwijze viel weg. „Daar heb ik met mijn ouders nooit over gesproken, maar het hield me wel bezig. Wat is nu het echte Jodendom?”

De vergelijking viel uit in het voordeel van wat hij thuis had meegekregen. „Ik zag dat het Joodse leven het denken en doen van mijn ouders doortrok. Ze stónden ervoor. Dat heeft bijgedragen aan mijn bewuste keuze voor het orthodoxe Jodendom.”

Van ’75 tot ’85 studeerde Katz aan orthodoxe Talmoedscholen in Jeruzalem. „Daar ontdekte ik de enorme spirituele impact van de Thora. Bij het bestuderen kom je God erin tegen.” Ook het verblijf in Israël stempelde hem. „Als je in de stad van koning David woont, wordt de geschiedenis van de Bijbel levensecht. Het Jodendom in Nederland was nog bezig met het opkrabbelen na de oorlog. In Israël ontmoette ik zelfbewuste, trotse mensen, die het beloofde land van een woestijngebied tot een bloeiende natie hadden gemaakt.”

Pastoraal werk

Uit economische overwegingen keerde de jonge rabbijn in 1985 met zijn echtgenote en twee jonge kinderen terug naar Nederland. Een groot deel van zijn werkweek is hier gevuld met het secretariaat van het rabbinaat van de Joodse Gemeente Amsterdam. Daarnaast is hij rabbijn van de Gerard Dousynagoge en docent Joodse geschiedenis aan het Nederlands Israëlietisch Seminarium.

Vanuit zijn belangstelling voor pastoraat ging hij bij Hogeschool Inholland de studie godsdienst pastoraal werk volgen. „In de opleiding tot rabbijn ben je gericht op het verkrijgen van kennis en de overdracht daarvan. Jij moet ervoor zorgen dat anderen gaan doen wat de Thora van hen vraagt. Er was geen aandacht voor pastorale vorming. Hoe ga je om met de vragen en zorgen van mensen? Wat is de betekenis van rituelen? Hoe reageer je als mensen iets zeggen waar je het niet mee eens bent? Ik heb geleerd hun afwegingen te respecteren.”

Voor zijn afstudeerscriptie deed de rabbijn onderzoek naar het aanbod van pastorale zorg in Joods Nederland. De conclusie was dat de vraag het aanbod ver overstijgt. „Tachtig procent van de leden van de orthodox-Joodse gemeenschap in Nederland leeft niet orthodox, maar deze mensen hebben af en toe wel behoefte aan contact met de rabbijn. Mits ze in hun waarden worden erkend en hun eigen invulling aan het Joodse leven kunnen geven. In 2016 laat niemand zich meer de wet voorschrijven.”

Balans

In het gedrag van veel Joden speelt direct of indirect nog altijd de Holocaust een rol, is de ervaring van Katz. „Ze zijn opgegroeid met het idee dat je problemen het best binnenshuis kunt houden en spanningen niet moet uiten. Daardoor kroppen ze die op, met alle gevolgen ervan.”

In 2010 richtte de pastorale rabbijn stichting Zikna op, voor psychosociale en pastorale zorg aan Nederlandse overlevenden van de Holocaust en hun nageslacht. Het Joods Maatschappelijk Werk ziet hij niet als concurrent, maar als partner. „Maatschappelijk werk is praktisch van aard; in pastoraal werk besteed je vooral aandacht aan de spirituele aspecten van het menselijk bestaan. Natuurlijk zijn er raakvlakken. Die zijn er ook met de Joodse geestelijke gezondheidszorg. Daardoor werd er in het begin weleens met een scheef oog naar ons gekeken. Intussen is duidelijk dat we geen concurrenten zijn.”

Soms voelt Katz de frictie tussen de rabbijn en de pastoraal werker die hij in één persoon verenigt. „Als rabbijn leef ik met regels, die in de orthodoxie heel strikt zijn. Als spiritueel coach ben ik flexibeler. Daarin moet ik een balans zien te vinden. Ik ga ver mee in het denken van mensen, maar er zijn grenzen. Ik verloochen mijn religieuze overtuiging niet. Dat begrijpen mensen ook. Ze hebben behoefte aan authenticiteit. In mijn aanpak weet ik me gesteund door de grote chassidische rabbijnen. Hun opvallendste kenmerk was dat ze voor iedereen een boodschap hadden.”


Een nieuwe speler in de Joodse zorg

Ruim zeventig jaar na de oorlog laat de Holocaust nog steeds zijn sporen na, zij het vaak verhuld. Het verdriet en de ontreddering van de overlevenden stempelde ook hun kinderen. Die geven dat stempel door aan de volgende generatie.

Voor rabbijn Shmuel Katz was dat reden om stichting Zikna op te richten, een organisatie voor Joods pastoraal werk. De groep aan wie pastorale zorg wordt verleend, telt intussen zo’n honderd personen, door heel Nederland. Zo nodig krijgt de rabbijn assistentie van vrijwilligers met pastorale gaven.

Het merendeel van de mensen die door Zikna worden ondersteund, is van middelbare of oudere leeftijd. De rabbijnen die voor het Interprovinciaal Opperrabbinaat (IPOR) werken, komen volgens Katz vaak niet toe aan pastoraat. Ze hebben de handen vol aan organisatorische zaken en Joods onderwijs aan kinderen en volwassenen. Bovendien is een deel van de Joden niet aangesloten bij een gemeente.

De ontmoetingen van de rondreizende Joodse pastor zijn zeer gevarieerd. „Gisteren was ik bij een vrouw met een Joodse moeder. Dit betekent dat ze zelf ook Joods is. Dat probeert ze nu een plek te geven. Daarna heb ik een bezoek gebracht aan een Joodse man in een hospice. Een gesprek was niet meer mogelijk. Ik heb zijn hand vastgepakt, over zijn schouder gewreven en gezegd: „Bij het gebed in de synagoge zal ik aan u denken.” Tien jaar geleden had ik niet geweten wat ik in zo’n situatie moest doen. Werkelijk contact leggen, meeleven en meevoelen leer je op een doorsnee-Talmoedschool niet.”

Tijdens zijn studie godsdienst pastoraal werk ontwikkelde de Amsterdamse rabbijn het Nochach-concept. „Dat woord betekent letterlijk ”tegenover”, maar wel in een ultieme betrokkenheid. De ander is voor mij geen cliënt of lid van een synagoge, maar iemand met wie ik een zielsverbondenheid heb. Daarvoor is geen overeenstemming in opvattingen vereist. Iedere ziel is een spirituele parel die je moet koesteren en kunt cultiveren, door niet op die persoon neer te kijken, maar naast hem of haar te gaan zitten en te spreken op basis van gelijkheid.”

In zijn werk wil Katz gebruik gaan maken van moderne therapieën, zoals „kunstgesprekken, bepaalde vormen van drama en contextuele therapie in samenwerking met professionals.” De organisatie ontvangt geen overheidssubsidie. Een deel van het benodigde geld komt uit christelijke kring.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer