Kritiek op kinderopvang node gemist
Soms verbaas je je erover hoe onze samenleving met haar eigen basisprincipes omgaat. Neem het recht op gelijke behandeling. Is er een recht dat de moderne mens méér voor in de mond ligt? Toch schuift men, als het om kinderopvang gaat, de kerngedachte van de gelijke behandeling met het grootste gemak terzijde.
Want wat is logischer en rechtvaardiger dan een regeling waarbij de overheid aan alle ouders, zowel hun die de kinderen zelf opvoeden als hun die de kinderen naar de kinderopvang brengen, een bepaald geldbedrag geeft? Dan kan ieder zelf bepalen wat hij met dat geld doet. Eerlijk is eerlijk.
Maar die logica valt de moderne Nederlandse burger en politicus niet aan het verstand te brengen. Dat bleek deze week opnieuw toen de Tweede Kamer met minister De Geus van Sociale Zaken debatteerde over de nieuwe wet voor de kinderopvang. Alleen de kleine christelijke fracties droegen de gedachte van een kindgebonden budget met verve uit. Maar bij de grote fracties kregen zij geen voet aan de grond.
Ook de christen-democratische bewindsman ondernam op dit punt geen concrete stappen. Pleitte hij ruim een jaar geleden in deze krant nog voor „een debat” over een kindgebonden budget („Ik zou graag aan ouders die hun kind niet naar een crèche brengen hetzelfde bedrag uitkeren”), deze week liet hij na aan dat voornemen handen en voeten te geven. Hij kwam niet verder dan de belofte het idee mee te zullen nemen naar de toekomst en wellicht bij de levensloopregeling te betrekken.
Wie een verklaring zoekt voor het zo gemakkelijk voorbijgaan aan een situatie van ongelijke behandeling, stuit op twee zaken. De eerste is het geld. Wie het prijzenswaardige uitgangspunt van een kindgebonden budget wil verwerkelijken, moet óf de huidige kinderopvang halveren -een deel van het geld stroomt dan immers de kinderopvang uit richting ’zelfopvoeders’- óf voor dit project miljarden euro’s extra uittrekken. Van dat laatste kan in dit tijdsgewricht van bezuiniging op bezuiniging natuurlijk geen sprake zijn.
En het halveren van de huidige opvang stuit op grote ideologische tegenstand. Want belangrijker nog dan gelijke behandeling is blijkbaar het principe van de emancipatie. Dat vrouwen geheel gelijk zijn aan mannen, evenveel kansen moeten hebben op betaald werk en daar ook daadwerkelijk gebruik van moeten maken, is een onwrikbaar fundament in het hedendaagse denken. Dat gaat zo ver, dat zelfs de belangen van het kind daarvoor moeten wijken.
„Niets van waar”, zal een voorstander van kinderopvang antwoorden. „Het gaat niet om tegengestelde belangen. Peuters hebben juist profijt van kinderopvang. Ze leren spelen met leeftijdgenootjes en het is goed voor hun taalontwikkeling.” Maar wie dat zegt, gaat te gemakkelijk voorbij aan die onderzoeken die aantonen dat jonge kinderen door langdurig verblijf in crèches wel degelijk sociaal-emotionele schade kunnen oplopen.
Een voorbeeld is het onderzoek van mevrouw Riksen-Walraven, dat twee jaar geleden zo sterk in de belangstelling stond. Crèche-kinderen zijn weliswaar assertiever, maar hebben later een grotere kans op gedragsproblemen, aldus Riksen. Daarnaast bestaat er Amerikaans onderzoek dat aangeeft dat langdurige kinderopvang schadelijk is voor jonge kinderen. De Engelse onderzoeker Jay Belsky, die kinderen die hun levensloop in de kinderopvang zijn begonnen tien jaar lang heeft gevolgd, komt eveneens tot een dergelijke slotsom. De conclusie van deze wetenschapper: Die kinderen lopen een grotere kans agressief en ongehoorzaam te worden en onzeker in het aangaan van bindingen.
Maar zijn er dan niet veel kinderen die ongeschonden door de fase van kinderopvang heenrollen? Op het oog is dat zo, maar zelfs dat bewijst weinig. Gelukkig zijn kinderen flexibel. Gelukkig hebben ze bepaalde reserves. Gelukkig kunnen ze zich in noodsituaties (overlijden van ouders bijvoorbeeld) ook aan andere mensen binden. Maar dat wil niet zeggen dat het verstandig is op dat vermogen stelselmatig een beroep te doen, als het ware op hun sociaal-emotionele reserves in te teren. Een auto waarvan de gastank leeg is, rijdt gelukkig door op benzine. Maar, zonder dat iemand het vanbuiten ziet, die gastank is wel leeg, terwijl het toch de bedoeling was op gas te rijden.
Voor een debat over de schadelijkheid van kinderopvang staat momenteel bijna geen wetenschapper of politicus open. Helaas.
Maar een omslag in de tijdgeest is niet ondenkbaar. Zo zie je de laatste jaren in het debat over echtscheiding een voorzichtige kentering optreden naar een meer vooropstellen van de belangen van het kind. In de pleegzorg is een vergelijkbare ontwikkeling aan de gang: een kind dat langere tijd in een pleeggezin verkeert, wordt minder snel teruggeplaatst bij de problematische ouder(s). Het ’recht’ dat zij op hun kind hebben, weegt dan minder zwaar dan de veiligheid en de structuur in het pleeggezin.
Daarom is het niet uitgesloten dat we over dertig jaar meewarig terugkijken op de tijd van nu. „Ach, ach. Toen dachten we nog dat de kinderopvang onschadelijk was en zelfs dat de overheid die financieel moest ondersteunen.” Volgens het deze week gepresenteerde boek ”Getrouwd met de premier” pakte Mies Biesheuvel, echtgenote van premier Biesheuvel, destijds stevig uit naar de Dolle Mina’s. „Ik vraag me af waarom jonge vrouwen de kinderen die ze krijgen zo snel mogelijk in crèches willen opbergen”, aldus mevrouw Biesheuvel. Misschien noemen we haar over dertig jaar wel een vroege voorloopster van een nieuwe tijd.