Spectaculaire kunstroven de laatste jaren
Na veertien jaar zijn twee uit het Van Gogh Museum gestolen schilderijen weer terecht. De kunstwerken van Vincent van Gogh zijn in Italië gevonden, is vrijdag bekendgemaakt.
Later vrijdagochtend komt er mogelijk meer informatie over de diefstal van de doeken Zeegezicht bij Scheveningen (1882) en Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen (1884/85). Het verhaal gaat al jaren dat de maffia achter de diefstal zit. Twee Nederlanders zijn na de inbraak gearresteerd, zij hebben altijd iedere betrokkenheid ontkend.
De Van Goghs hebben een geschatte waarde van enkele miljoenen euro’s. Veel geld, maar bij lange na niet de duurste en spraakmakendste kunstroof van de laatste decennia.
In 1991 werden bijvoorbeeld twintig werken uit het Amsterdamse Van Gogh Museum gestolen. Deze kunstwerken werden enkele uren later in een verlaten gestolen auto teruggevonden. De stukken hadden destijds een geschatte waarde van ruim een half miljard euro. En eind 1988 verdwenen drie Van Goghs (samen 125 miljoen euro waard) uit het Kröller-Müllermuseum in Otterlo. Ook deze werken werden teruggevonden.
Als een van de meest spectaculaire roven aller tijden geldt de diefstal van Leonardo da Vinci’s schilderij Mona Lisa. Het werk verdween in augustus 1911 uit het Louvre in Parijs en werd in december 1913 teruggevonden.
Op 22 augustus 2004 was de spraakmakende diefstal van de wereldberoemde werken De Schreeuw en De Madonna van de Noor Munch in Oslo. Die werken werden augustus 2006 teruggevonden.
Vijf schilderijen van het Westfries Museum, die in 2005 samen met andere kunstwerken werden gestolen, zijn eerder dit jaar in Oekraïne aangetroffen. Ze komen volgende week terug naar het museum in Hoorn.
Kort voor de eeuwwisseling werden twee Renoirs en een Rembrandt (elk naar schatting 10 miljoen euro waard) gestolen uit het Nationaal Museum in Stockholm. Een Renoir werd in 2001 teruggevonden, de andere twee pas vier jaar later.
In 1990 was een grote kunstroof uit het Gardner Museum in Boston. Elf meesterwerken van onder anderen Rembrandt, Vermeer, Flinck, Degas en Manet, met een totale waarde van 100 miljoen euro, verdwenen uit het Amerikaanse museum.