Binnenland

Voor brandweerman is goed thuisfront van grote waarde

Een brand of ongeval hakt er vaak stevig in. Vooral bij slachtoffers en nabestaanden. Maar ook brandweerlieden kunnen een geduchte knauw krijgen. Spuitgasten die door tragische incidenten psychisch vastlopen, kunnen sinds kort bij het Steunpunt Brandweer terecht.

J. Visscher

27 September 2016 20:27Gewijzigd op 16 November 2020 06:56
Brandweerman Reyer Brons uit het Gelderse Zwartebroek: „De eerste dagen na een zelfdoding op het spoor was ik snel gefrustreerd. Gelukkig had mijn vrouw daar begrip voor en bood ze me een luisterend oor.” beeld RD, Anton Dommerholt
Brandweerman Reyer Brons uit het Gelderse Zwartebroek: „De eerste dagen na een zelfdoding op het spoor was ik snel gefrustreerd. Gelukkig had mijn vrouw daar begrip voor en bood ze me een luisterend oor.” beeld RD, Anton Dommerholt

Je zult in een uitgebrande woning op een verminkt echtpaar stuiten. Je zult een jongere uit een autowrak moeten bevrijden. Je zult het lichaampje van een verdronken baby uit het water moeten halen. Het overkomt nogal wat brandweerlieden. Ze kunnen die ervaringen psychisch niet altijd bolwerken. Om hen bij te staan kennen brandweerkorpsen bedrijfsopvangteams. Sinds een paar maanden is er ook het landelijke Steunpunt Brandweer. Die instelling, maandagavond officieel gelanceerd door minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), biedt (oud-)brandweerlieden en hun familieleden hulp en advies. Ook collega’s en leidinggevenden die zich zorgen maken over een van de spuitgasten kunnen zich wenden tot het steunpunt (zie: ”Als een brandweerman kampt met schuldgevoel”).

Vastlopen

Zo’n landelijk steunpunt is een goede zaak, vindt Reyer Brons (45), sinds 24 jaar vrijwillig brandweerman in het dorp Zwartebroek (gemeente Barneveld). „Het is mooi dat brandweermensen die vastlopen, hulp kunnen krijgen. Veel brandweerlieden doen het werk op vrijwillige basis. Als ze te maken krijgen met een ernstig incident, moeten ze doorgaans de volgende dag meteen weer aan het werk. Dat kan hun opbreken”, zegt Brons, zelf melkveehouder.

Als bevelhebber is Brons voor de brandweer actief in Zwartebroek en in de nabijgelegen dorpen Terschuur en Nijkerkerveen. Zijn korps telt vijftien mannen en een vrouw. Jaarlijks rukt Brons zo’n 35 keer uit. Samen met collega’s blust hij branden, maar bevrijdt hij bijvoorbeeld ook bestuurders uit gecrashte auto’s of reanimeert hij mensen.

Autowrak

Sommige acties gaan hem niet in de koude kleren zitten. Zo werden Brons en zijn collega’s ooit ingezet toen een jonge persoon zich van het leven had beroofd door voor de trein te springen. „Het pijnlijke was dat we wisten wie het slachtoffer was. De zelfdoding maakte diepe indruk op ons. Voordat we de persoon konden bergen, moesten we drie kwartier wachten. De trein moest eerst van zijn plek af. Je gedachten gaan op zulke momenten heel veel kanten op. Dat is best moeilijk. We probeerden op een respectvolle manier het slachtoffer te bergen.”

De dagen na het drama was Brons behoorlijk van slag. „Het incident staat op mijn netvlies gebrand. Natuurlijk is zo’n trieste gebeurtenis in de eerste plaats erg voor de nabestaanden. Maar ook hulpverleners kunnen in de problemen komen. De gebeurtenis tolde dagenlang in mijn hoofd rond. Je vraagt je af waarom zo’n jong iemand suïcide pleegt.”

Ingrijpend was ook een inzet nadat twee jongens met een auto tegen een boom waren gereden, vertelt de brandweerman. „Het ongeval gebeurde op een zaterdagmiddag op een doorgaande weg. Een van de jongens was overleden. Familie, zeer geëmotioneerd natuurlijk, kwam naar de plaats van het ongeval toe. We moesten de andere jongen uit het autowrak bevrijden. Hij heeft het ongeval overleefd. De volgende dag werd ons eerste kind geboren. Toen ik met mijn zoon in mijn armen stond, ging er wel wat door me heen. Wij hebben een kind gekregen, anderen zijn er een kwijt geraakt.”

Forse impact op Brons had de vuurwerkramp in Enschede op zaterdag 13 mei 2000. Doordat vuurwerkfabriek SE Fireworks explodeerde, kwamen 23 mensen om, raakten er 950 gewond en werd er een woonwijk verwoest. „De zondag na de ramp werden we ingezet in Enschede. We moesten kleine brandjes op het rampterrein blussen. We reden een spookstad in. Onvoorstelbaar. Huizenblokken waren weggevaagd, stukken van zeecontainers waren 500 meter weggeblazen. Totale verwoesting. Schokkend is dat vier brandweerlieden van het korps in Enschede de ramp niet overleefden. Op zo’n moment besef je: ik kan ook in zo’n gevaarlijke situatie belanden.”

Voor een brandweerman is een goed thuisfront van onschatbare waarde, merkt Brons. Hij is getrouwd met Connie en vader van zeven kinderen in de leeftijd van 1 tot 13 jaar. „De eerste dagen na de zelfdoding op het spoor was ik snel gefrustreerd. Gelukkig had mijn vrouw daar begrip voor en bood ze me een luisterend oor. Het is belangrijk dat je je verhaal kwijt kunt.”

Bekneld

Van groot belang is dat collega’s na een ernstig incident tegenover elkaar hun hart luchten. „Binnen ons korps gaan we als vrienden met elkaar om.” Cruciaal is ook dat er in een brandweerkorps nazorg beschikbaar is, geeft Brons aan. Net als andere korpsen heeft zijn korps een bedrijfsopvangteam.

„De twee mensen binnen dit team, die jaarlijks op twee momenten worden bijgeschoold, zorgen ervoor dat na een calamiteit iedere collega op de kazerne zijn zegje kan doen. We nemen er een kop koffie bij. Het ene lid van het bedrijfsopvangteam stelt vragen. Zoals: Hoe heb je de inzet beleefd? Waar heb je het moeilijk mee? Het andere teamlid schrijft de verhalen op. Direct betrokkenen worden de volgende dag gebeld met de vraag of ze goed hebben geslapen. Ook korpsleden die niet bij een uitruk waren, worden bijgepraat. Onder meer vanwege het feit dat er op sociale media soms een verkeerde beeld van ons werk wordt geschetst.

Pas moesten we naar een bedrijf waar iemand bekneld zat. We wisten dat dat bedrijf van een van onze leden is. Met z’n zessen zaten we met strakke koppies in de brandweerauto. Wie treffen we zo aan? Het bleek de vader van onze collega te zijn. Hij had bekneld gezeten in een balenpers en zijn arm verloren. We hielpen het ambulancepersoneel. Dat zijn heftige gebeurtenissen. Een paar dagen later belde iemand van het bedrijfsopvangteam om te informeren hoe het met me ging. Dat vond ik wel fijn.”


Als een brandweerman kampt met schuldgevoel

Dé tip voor brandweerlieden die kampen met stress, spanning en schuldgevoelens na traumatische ervaringen? Voor maatschappelijk werkster Kim Teeuwen (42) staat er één met stip bovenaan: maak anderen deelgenoot van je problemen.

„Dat lucht op en maakt de problemen in zekere zin minder zwaar”, zegt Teeuwen. „Vaak zullen brandweermensen merken dat collega’s met soortgelijke klachten te maken hebben.”

Teeuwen is hulpverlener bij De Basis, die Doorn als uitvalbasis heeft.

De Basis verleent geestelijke bijstand aan mensen met geüniformeerde beroepen die kampen met trauma’s door hun werk. Zoals veteranen (militairen) en politiemensen.

Twaalf medewerkers van De Basis zijn werkzaam bij het maandag officieel gelanceerde Steunpunt Brandweer, dat sinds juni in bedrijf is.

De procedure is dat een van de maatschappelijk werkers eerst telefonisch de (voormalig) brandweerman of -vrouw dan wel diens familielid of collega te woord staat. Vervolgens kan de maatschappelijk werker iemand aan huis bezoeken en hulp bieden. Bijvoorbeeld door in ernstige gevallen door te verwijzen naar een ggz-instelling.

Afzonderlijke brandweerkorpsen kennen voor nazorg al bedrijfsopvangteams. Wat voegt een landelijk steunpunt toe?

Teeuwen, een van de medewerkers van het Steunpunt Brandweer: „De eerste opvang door de bedrijfsopvangteams bij de korpsen is belangrijk en moet vooral blijven bestaan. Het landelijke steunpunt is bedoeld voor situaties waarbij problemen bij een brandweerman of- vrouw hardnekkig zijn en er duidelijke tekenen zijn van psychiatrische problematiek. Anders dan een bedrijfsopvang bezoekt een medewerker van het Steunpunt Brandweer ook de cliënt in zijn thuissituatie. Iemand kan door stress bijvoorbeeld relatie- en opvoedingsproblemen krijgen. Dan probeert het landelijke steunpunt hulp te bieden aan de brandweerman én eventueel zijn partner of gezin.”

Met welke klachten melden brandweermensen zich bij het steunpunt?

Teeuwen: „Je moet denken aan brandweerlieden die bijvoorbeeld een trauma oplopen doordat bij een brand een kind om het leven is gekomen. Als zo’n hulpverlener daar enige tijd door ontregeld is, is dat normaal. Blijft hij echter met mentale problemen kampen, dan is hij gebaat bij hulp. Aan de hand van ijkpunten op een zogeheten traumalijst kunnen we tamelijk nauwkeurig nagaan wat iemand mankeert. Een duidelijke aanwijzing voor bijvoorbeeld een posttraumatische stressstoornis is het voortdurend herbeleven van een schokkende gebeurtenis. Iemand kampt dan ook vaak met nachtmerries. In dergelijke gevallen kunnen we doorverwijzen naar de gespecialiseerde ggz.”

Stel dat een brandweerman zich erg schuldig voelt omdat hij ervoor terugdeinsde een kind uit een brandend huis te redden. Hoe benadert u zo’n man?

„Belangrijk is om eerst goed te luisteren naar zijn verhaal en hem niet te veroordelen. We proberen een cliënt veerkrachtiger te maken en zullen zeker aangeven dat een brandweerman ook ánders naar een situatie kan kijken. Doorgaans neemt niet een individu, maar een heel team de beslissing om wel of niet een brandend pand in te gaan. Verder is het goed om aan te geven dat een brandweerman in principe ontzettend goed en ook risicovol werk doet door zich in te zetten voor medemensen. Wij kunnen iemands schuldgevoel niet zomaar wegtoveren, maar we kunnen iemand wel leren iets in de juiste verhouding te zien.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer