Spartaanse Apekop maakt laatste rit naar museum
Nog één allerlaatste rit, dan is Mat’64 definitief uitgerangeerd. De NS nemen afscheid van een icoon op het spoor. Een Spartaanse, maar revolutionaire trein voor zijn tijd. „Rijdt robuust zo’n Apekop.”
Op Spoorwegemplacement Amersfoort klimt machinist Frank Scharloo (47) uit Ede op de bok van treinstel 455. Een krappe deur geeft toegang tot een even krappe cabine. De stuurtafel zit vol met zwarte, bakelietachtige handels en schakelaars.
In Amersfoort staat nog een handvol Apekoppen. Gele stoptreinen met drie schuine blauwe banen op de zijkant. De Apekop lijkt op de Hondekop (Mat’54), maar heeft een iets minder bolle neus.
„Een Spartaanse trein”, verklaart meester Scharloo. „Geen airco, geen wifi, terwijl de temperatuur op de bok soms opliep tot 50 graden.” De machinist keert even terug op ‘zijn’ Mat’64. Enthousiast. „Ik voel me als een tiener op tienertoer.”
Scharloo kent de legendarische stoptreinen als geen ander. De Edenaar heeft tientallen jaren gewerkt met de Mat’64. Eerst als schoonmaker, later als restauratiemedewerker, vervolgens als hoofdconducteur en uiteindelijk als machinist.
Uitgerangeerd
Het doek is definitief gevallen voor Materieel ’64, afgekort Mat’64. De elektrische stoptreinen, waarvan de eerste gebouwd zijn in 1964 bij de Nederlandse machinefabriek Werkspoor, hebben decennialang het gezicht van de NS op het spoor bepaald. „Een icoon.”
Mat’64 treedt bij NS aan in twee varianten: tweetjes (Plan V) en viertjes (Plan T), verwijzend naar het aantal rijtuigen per treinstel. „Met een viertje had je in die tijd al een lange trein”, zegt Scharloo, terwijl hij plaatsneemt op de leren stoel op de bok. NS zetten in totaal 246 tweetjes en 31 viertjes in. De kosten van een tweewagenstel schommelt rond de 700.000 gulden (320.000 euro).
Zondag maakt Mat’64 een laatste afscheidsrit. Acht bakken –vier keer een tweetje– rijden van Maastricht naar Utrecht. Onderweg geven zeventig tegemoetkomende treinen een eresaluut. „De trein krijgt een plaatsje in het Spoorwegmuseum”, vertelt Scharloo, samen met machinist Linda Kool de motor achter de afscheidsrit. De rest van Mat’64 verdwijnt onder de slopershamer.
Het vertrek van het zwaar verouderde materieel stond gepland voor december vorig jaar. NS hadden de oude stoptreinen echter onverwacht nog hard nodig, waardoor het uitrangeren is uitgesteld. Eind maart is Mat’64 alsnog uit de dienstregeling gehaald.
Tijdperk
Daarmee komt een eind aan een tijdperk. „Hele generaties Nederlanders zijn opgegroeid met Mat’64. Op ieder spoor, op ieder station zag je een Apekop.” Velen kunnen zich het zware motorgeluid en het oorverdovende, krijsende, knerpende, krassende geluid van de remmen herinneren. Het geknars, veroorzaakt door het remmen met gietijzeren blokken op de stalen wielen, bereikt vlak voor stilstand z’n hoogtepunt.
Scharloo kijkt met enige weemoed terug. „De laatste keer dat ik de deur achter me dichttrok… de klik… ja, dat doet wat. Het is emotioneel. Je sluit wat af. Een groot deel van mijn leven heb ik met deze treinen gewerkt. Iedere machinist heeft afscheid moeten nemen. De Apekop is voor de meesten een icoon.”
Mat’64 is bij ingebruikname –dik 50 jaar geleden– revolutionair. „Het was een hypermoderne trein”, zegt de machinist over de 86 ton wegende treinstellen met vier tractiemotoren van in totaal 752 pk. „De Apekop rijdt robuust, maar lichter dan de zwaardere Hondenkop.”
Innovatief op de stoptreinen zijn bijvoorbeeld de zwenk-zwaaideuren. Treinen zijn tot dan toe uitgerust met storingsgevoelige schuifdeuren, die ’s winters vaak volledig vastvriezen. Op de Mat’64 kan een conducteur bovendien voor het eerst alle deuren centraal ontgrendelen, terwijl de machinist automatisch een seintje krijgt. „Het spiegelei was daarmee overbodig”, zegt de machinist over het bordje van de conducteur.
Een andere noviteit zijn de zogeheten koersrollen. Scharloo opent een deurtje op een balkon. „De treinstellen waren voorzien van draaiende rollen met plaatsnamen, waarmee aan de zijkant van de trein de bestemming was af te lezen. Voorheen moesten conducteurs ijzeren platen met plaatsnamen ophangen.”
Mat’64 betekent niet alleen romantiek en nostalgie. Het leven op de bok was vaak hard, spartaans. „’s Winters drong de vrieskou aan alle kanten binnen. Machinisten trokken bij strenge vorst een jas over hun benen tegen de kou.”
’s Zomers was de situatie niet veel beter. Omdat de temperatuur op de bok regelmatig opliep tot 50 graden, plakten sommige meesters de ruiten af met kranten. Later werden de treinen uitgerust met airco.
De ruitenwissers werkten op luchtslangen. Soms viel de lucht weg. „Dan moesten we zelf de wissers heen en weer zwiepen.” De NS-machinist doet het voor. Handmatig veegt hij de wissersbladen over de voorruit.
De machinist loopt door het treinstel naar achteren. Links en rechts bevinden zich krappe, tegenover elkaar geplaatste banken. Blauw. De eerste waren rood. Treinreizigers zaten destijds behoorlijk opgepropt. „Bovendien stonden coupés regelmatig blauw van de rook.” De couperaampjes zijn handmatig te openen. Maar ook kon zomaar tot spanningen leidden. „Deed de één een raampje open, dan klaagde een ander over tocht.”
Scharloo mist het gekraak, gepiep en geknars van de oude stoptreinen. „Ik heb een mooie tijd gehad op Mat’64.” Toch wil hij niet terug. „Doe mij maar een moderne trein. Met wifi en airco. En meer comfort voor reiziger en machinist.”