Bommentapijt op Nijmegen onder de loep
Bij een bombardement op Nijmegen door Amerikaanse bommenwerpers vielen op 22 februari 1944 bijna 800 doden, onder wie veel kinderen. De bommenregen was een vergissing, zo zeggen de meeste onderzoekers en historici. Sommige veteranen verklaarden echter dat het bombardement opzet was. De gemeente Nijmegen maakte woensdag bekend dat er mogelijk een wetenschappelijk onderzoek komt naar de juiste toedracht van de bommen-
regen.
Het Nijmeegse stadsbestuur wil een commissie van historici laten onderzoeken of er nog voldoende betrouwbare bronnen te achterhalen zijn. Deze moeten uitsluitsel geven over de werkelijke aanleiding voor het bombardement.
Volgens de gemeente is de schok van het bombardement tot op de dag van vandaag in de stad merkbaar. „Zowel in het aanzien van de stad als in de gevoelens van veel Nijmegenaren speelt de dramatische gebeurtenis nog steeds een rol. Dat bleek ook dit jaar weer tijdens de zestigste herdenking van het bombardement”, aldus een woordvoerder van de gemeente.
Nijmegen heeft het bombardement tot tientallen jaren na de Tweede Wereldoorlog stilgezwegen. Pas in de jaren tachtig verscheen het eerste boek over het drama. Een nabestaande zei bij de herdenking dit jaar: „Het waren onze bevrijders die het hebben gedaan. Die verweet je niets na de oorlog. Laat staan dat er vragen zijn gesteld over hoe het kon gebeuren.” Pas enkele jaren geleden is in Nijmegen een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers onthuld.
De commissie die gaat bepalen of het nog zin heeft fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar het bombardement te doen, bestaat uit een hoogleraar geschiedenis, de directeur van het Nationaal Bevrijdingsmuseum in Groesbeek, het hoofd van de sectie luchtmachthistorie van de Luchtmachtstaf, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en de directeur van het Gelders Archief. De gemeenteraad moet in mei instemmen met het plan van B en W.
Volgens een woordvoerder van het NIOD zal het onderzoek hoogstwaarschijnlijk de theorie bevestigen dat het bombardement op Nijmegen een vergissing was. „We gaan eerst veel bronnenmateriaal verzamelen en uitzoeken. Uiteindelijk moet ons onderzoek leiden tot een heldere, feitelijke reconstructie van wat er op 22 februari 1944 precies gebeurd is.”
De meeste historische bronnen zeggen dat de bommen die op Nijmegen vielen eigenlijk bestemd waren voor de Duitse stad Gotha. Een groot offensief -”Plan Argument”- moest de Duitse luchtmacht een zware slag toebrengen. Gotha was een van de Duitse steden waar vliegtuigen werden geproduceerd, naast Leipzig, Oschersleben, Ascherleben, Bernburg, Halberstadt en Stuttgart. Het succes van de actie was afhankelijk van het weer.
De weersvoorspellingen waren goed, maar toch ging het mis. Het wolkendek lag die dag op zo’n 7500 meter hoogte, terwijl normaal gesproken de lucht boven de 5000 meter helder is. Vliegtuigen raakten elkaar kwijt en een flink aantal bommenwerpers brak de missie af. Ook de radioverbindingen werkten niet goed. Het Amerikaanse storingsapparaat ”Mandrell”, dat de Duitse radar in de war moest sturen, verstoorde echter ook de onderlinge communicatie van de viegtuigbemanningen. Grootste probleem was dat de zendsleutel van een van de radiotelegrafisten vastzat. Toestellen die in de buurt vlogen werden weggedrukt, zodat de diverse bemanningen niet meer in staat waren hun orders te bevestigen.
Om terug te keren naar Engeland moesten veel toestellen tegelijkertijd een bocht van 180 graden maken. Dat zorgde voor een enorme chaos in de lucht boven de Nederlands-Duitse grens. Bovendien stond er een harde westelijke wind. Boven het dikke wolkendek dat Duitsland bedekte, hadden de piloten geen aanknopingspunten om zich te heroriënteren. Velen van de vliegeniers waren niet goed bekend met het Europese vasteland en hadden daarom niet door dat ze intussen weer boven Nederland vlogen.
In Nijmegen was het luchtalarm afgegaan toen de Amerikaanse bommenwerpers overvlogen op weg naar Duitsland. Toen de toestellen terugkeerden, was net het sein gegeven dat mensen weer naar buiten mochten. Het aantal doden dat door de bommenregen viel was mogelijk een stuk lager geweest als het luchtalarm op tijd was afgegaan. Waarom dat niet gebeurde, is een van de raadsels rond het drama van Nijmegen.
Een andere oorzaak voor het bommentapijt op Nijmegen was wellicht dat de bemanningsleden van de toestellen hun bommenlading kwijt wilden. Mogelijke verklaring daarvoor is dat er ook bommen werden gedropt bij Arnhem, Deventer en Enschede. Regel was dat de bemanningsleden 25 vluchten moesten uitvoeren om in aanmerking te komen voor verlof. Als ze hun bommen niet kwijtraakten, telde de vlucht niet mee. Het risico dat de bemanning bij zo’n aanval op klaarlichte dag boven Duitsland had gelopen, zou dan voor niets zijn geweest. Bovendien was het erg gevaarlijk om op de Engelse thuisbasis Bungay te landen met zo veel explosief materiaal aan boord.