Wandelaar met hond grootste angst van vogels
Auto’s, fietsen, vliegtuigen en wandelaars: allemaal doen ze vogels meer kwaad dan goed. Wandelaars die hun hond uitlaten in de vrije natuur zijn echter de grootste boosdoeners.
Uit woensdag gepubliceerd onderzoek naar de verstoringsgevoeligheid van vogels blijkt dat wandelaars die hun hond uitlaten in bijvoorbeeld de duinen of op het strand, vogels al op de vlucht doen slaan als ze op enkele honderden meters afstand verkeren.
Ook de recreatievaart kan er wat van, vooral als jachten en zeilschepen zich laten verleiden tot een ommetje door fraaie natuurgebieden. De ene vogelsoort laat zich wat sneller van de wijs brengen dan de andere, maar alle vogels slaan op den duur voor recreanten op de vlucht.
Het rapport, dat woensdag werd gepresenteerd op een bijeenkomst in Elburg, is opgesteld in opdracht van de Vogelbescherming. Het zet op een rij hoe allerlei in Nederland voorkomende vogels reageren op verstoring van hun leefomgeving.
Als er één ding duidelijk wordt uit het onderzoek, is het wel dat de verstoringen zeer grote gevolgen kunnen hebben voor vogels. Steltlopers die gestoord werden door wadlopers, keren bijvoorbeeld pas geruime tijd later terug naar de plek waar ze aanvankelijk te vinden waren. Twee uur na de verstoring bestaat de populatie nog niet uit de helft van de oorspronkelijke.
Volgens directeur Adri de Gelder van de Vogelbescherming is het rapport vooral bedoeld om beleidsmakers te doordringen van de kwetsbaarheid van de natuur. Het onderzoek is het resultaat van literatuurstudie, waardoor voor het eerst duidelijk op een rij staat welke verstoring op welk moment gevolgen heeft voor vogels. Daarmee is het een praktisch handboek, aldus De Gelder. „Als je bijvoorbeeld weet dat een bepaalde vogelsoort in een natuurgebied op de vlucht slaat als er verstoring komt binnen honderd meter, dan weet je dat een nieuwe weg daar zeker eens zover van af moet liggen.”
De Gelder stelt dat overheden in hun plannen meestal proberen de natuur ontzien. „De intentie is vaak wel goed, maar de praktische uitvoering laat nog wel eens te wensen over.” Hij noemt als voorbeeld de achteruitgang van de gruttopopulatie in Nederland. Dat is volgens hem vooral het gevolg van de intensieve landbouw en veeteelt.
Bovendien focussen overheden zich soms te veel op het beschermen van één bepaalde diersoort, meent De Gelder. „Maar natuur gaat soms heel sluipend achteruit. Het verdwijnen van een vogelsoort is dan een symptoom van het feit dat er meer aan de hand is. Daarom hoop ik dat veel bestuurders de informatie uit dit onderzoek gebruiken bij het maken van plannen.”