Jonge Syrische vluchteling Abdul over zijn toekomst in Nederland
Vijftig miljoen kinderen en jongeren zijn wereldwijd op de vlucht voor oorlog en geweld. De 19-jarige Syrische vluchteling Abdul –„liever geen achternaam”– geeft het duizelingwekkende aantal een gezicht. „Ik volg het verschrikkelijke nieuws over mijn geboorteland niet. Het roept te veel herinneringen op.”
TOEN
Ik ben opgegroeid in Hama, een stad in het midden van Syrië. Hama is de vierde stad van het land. Ik heb twee broers en twee zussen. Mijn moeder leeft nog, mijn vader overleed in 2012. Hij was 59 en kreeg een hartstilstand. Mijn familie is moslim. Zelf geloof ik wel in God, maar ik heb geen voorkeur voor een bepaalde religie. Ik vind ze allemaal best en noem mezelf spiritueel.
Toen ik bijna 18 was, moest ik kiezen. Of studeren of het leger in. Ik wilde graag studeren, maar moest daarvoor naar een andere stad in Syrië, waar het door de oorlog gevaarlijk was. Ik liep het risico op ontvoering of een bomaanslag. Dus eigenlijk had ik geen keus. Maar het leger in wilde ik ook niet. Ik zou daar andere mensen moeten vermoorden. Of zelf vermoord worden, omdat ik de orders niet uitvoerde. Daarom besloot ik te vertrekken. Dat was een moeilijke beslissing. Je laat je moeder en familie niet zomaar achter. Mijn oudere broer ging met me mee.
We reden met de auto naar een dorp aan de grens met Turkije en lieten ons lopend, onder leiding van een smokkelaar, voor omgerekend 30 euro per persoon het land in smokkelen. Daarna zijn we overgevaren naar Griekenland. We waren met in totaal twintig mensen. De groep moest gesplitst worden in twee keer tien. Ik zat in de eerste groep, mijn broer in de tweede.
De eerste groep kwam veilig aan de overkant, hoewel de motor van de boot onderweg een keer uitviel. Dat was een spannend moment. De tweede groep werd voor vertrek opgepakt door de politie. Ik heb vier dagen gewacht op mijn broer, maar hij kwam niet.
Via Athene, Macedonië en Servië ben ik in Hongarije terechtgekomen. Ik reisde mee met een bus die door Unicef was geregeld. Daarna ging ik verder, weer onder leiding van een smokkelaar, naar Boedapest. Het station daar was gesloten, omdat er 10.000 vluchtelingen buiten zaten te wachten. Na vier dagen ben ik weer verder gegaan. Naar Oostenrijk. Lopend in een lange stoet. Over de snelweg. De beelden daarvan waren overal te zien. Uiteindelijk ben ik met de trein vanuit Wenen via München naar Amsterdam gereisd.
Daar heb ik me gemeld bij de politie. Ze zeiden: Hier heb je een dagkaart, ga maar naar Ter Apel. Daar had ik natuurlijk nog nooit van gehoord. Op 7 september vorig jaar kwam ik daar aan. Ik was in totaal dertien dagen onderweg geweest. Gelukkig had ik genoeg geld meegenomen. De boottocht van Turkije naar Griekenland kostte alleen al 1200 dollar.
NU
Sinds ik in Nederland ben, heb ik in verschillende azc’s gewoond: in Utrecht, Wassenaar, Doetinchem en Zweelo. Nu woon ik in Barneveld, in woongroep ”De Bondgenoot”, samen met ruim dertig anderen. Mijn broer is later ook in Nederland aangekomen en woont in een azc in Nieuwegein. We wilden graag samen de procedure voor een verblijfsvergunning volgen. Maar dat kon niet, omdat ik er eerder was dan hij.
Barneveld is een mooi dorp. In de woongroep ben ik de enige buitenlander. De mensen zijn aardig. Drie keer per week ga ik naar Utrecht om Nederlands te leren op de taalschool ”Lest best” aan de Maliebaan. Het is een intensieve cursus met veel huiswerk. Eigenlijk moest ik naar een taalschool in de omgeving van Barneveld, maar de cursus duurt daar langer. Ik heb beloofd hard te zullen leren. Dat hielp. De gemeente Barneveld betaalt mijn reiskosten.
De Nederlandse taal is lastig. Ik ken al veel woorden, maar mijn grammatica is slecht. Er zijn regels, en nog meer uitzonderingen. Dat vind ik lastig. Als de cursusleider iets heeft uitgelegd, vraag ik soms: Waarom is dit zo? Dan zegt hij: Daarom.
Ik krijg een uitkering van 960 euro per maand. Daar kan ik goed van leven. Ik moet wel een lening afbetalen, omdat de gemeente Barneveld mij heeft geholpen met het kopen van meubels voor mijn kamer in de woongroep.
Bijna elke dag bel ik mijn familie. Het contact is goed. Ik mis ze, hoewel ik blij ben dat mijn oudere broer dichtbij woont. We zien elkaar op de taalschool en hij komt soms logeren in Barneveld.
Mijn familie loopt niet direct gevaar in Syrië. De stad Hama is een stuk veiliger dan bijvoorbeeld Aleppo of Damascus. Maar het is er ongelooflijk druk. Hama heeft 800.000 inwoners, maar er zijn 4 tot 5 miljoen vluchtelingen bijgekomen.
STRAKS
Dit jaar ben ik druk met de taalstudie. Volgend jaar wil ik ict gaan studeren aan de Technische Universiteit Eindhoven. Daarvoor moet ik taalniveau B2 hebben. Ik zit nu op A2. In Eindhoven wil ik eerst een schakeljaar volgen en dan aan de echte studie beginnen.
Nederland is een mooi land met gelijke kansen voor iedereen. Daarom wil ik mijn familie uit Syrië laten overkomen. Vroeger zou mijn moeder dat nooit gewild hebben, maar nu wel. Door de oorlog. Ik heb de vraag aan de IND voorgelegd. De kans is klein dat het gaat lukken. Ze zeggen: Je bent 18 geweest, dus je kunt voor jezelf zorgen.
Ik droom van een gewoon leven. Met een baan, een huis en misschien een vriendin. Het verschrikkelijke nieuws over mijn geboorteland volg ik niet. Het roept te veel herinneringen op. Onder de vluchtelingen zijn veel kinderen. Mijn jongste broertje is twaalf. Ik moet er niet aan denken dat hij ook zou moeten vluchten.