Mediators willen bemiddelaarsopleiding
De Nederlandse Mediatorsvereniging (NMV) wil dat er binnen vier jaar een opleiding komt voor mediators, onafhankelijke bemiddelaars die conflicten proberen op te lossen.
Dat zei vice-voorzitter W. Bonga dinsdag in een reactie op het plan van minister Donner van Justitie om mensen te stimuleren eerder naar een bemiddelaar in plaats van een rechter te stappen.
Een opleiding, op minimaal hbo-niveau, moet de kwaliteit van de beroepsgroep ten goede komen, aldus Bonga. Nu zijn er al wel veel vaardigheidstrainingen voor mensen die als bemiddelaar willen werken. Iedereen kan zich mediator noemen. „Maar het gaat om een puur vak”, zegt de vice-voorzitter. Potentiële bemiddelaars zouden via een opleiding de juiste juridische kennis moeten verwerven en vakken als psychologie, sociologie en economie kunnen volgen.
De in 2002 opgerichte NMV, die 720 leden telt, beschouwt de plannen van Donner als een „enorme stimulans.” Volgens de vice-voorzitter is mediation een qua geld, tijd en energie efficiëntere manier om geschillen op te lossen dan via de rechtbank. Bovendien is het prettig voor de partijen dat ze gezamenlijk tot een oplossing komen. Goede bemiddelaars zijn volgens Bonga in staat het wezenlijke probleem van de betrokkenen in kaart te brengen.
Het onafhankelijke Nederlands Mediation Instituut (NMI), dat de kwaliteit van bemiddelaars bevordert, is „bijzonder gelukkig” met het besluit van Donner om meer prioriteit aan mediation te geven. Directeur P. Walters spreekt van een doorbraak voor zijn sector. Maar het plan van de minister valt of staat volgens hem met de kwaliteit van de bemiddelaars.
Bij het NMI staan ruim 4000 mediators geregistreerd, onder wie 1200 met een speciaal kwaliteitscertificaat. Sommigen doen de bemiddeling naast ander werk. Vorig jaar werden ruim 9500 bemiddelingspogingen gemeld. In 1998 waren dat er nog 330. Volgens het NMI slaagt ongeveer 70 procent van de mediations. Bemiddelaars houden zich vooral bezig met familiezaken, arbeidsverhoudingen en zakelijke conflicten.
Partijen die voor onpartijdige bemiddeling kiezen, doen dat op basis van vrijwilligheid en vertrouwelijkheid. Toch vindt de NMI-directeur dat moet worden onderzocht of het zinvol is mensen in „heel specifieke gevallen” te verplichten een bemiddelaar in te schakelen. Walters denkt daarbij aan situaties waarin de positie van jonge kinderen bij echtscheidingen, bijvoorbeeld door problemen met de omgangsregeling, in het geding is.