Verzetsheld Hoeksche Waard opgespoord
Wie was verzetsheld ”Van der Griend”? Het antwoord op deze vraag van Bert den Tuinder uit Klaaswaal kwam eind vorige week: de man die veel inwoners in de Hoeksche Waard heeft geholpen tijdens de Hongerwinter 1944-1945 was Aart van de Griend uit Zuid-Beijerland.
De zoektocht begon met een gedicht dat Bert den Tuinder uit Klaaswaal vond in een boekje tussen de spullen van zijn overleden moeder. Het was een lofzang op ene Van der Griend van de Zinkweg. Volgens het gedicht zou hij aan inwoners van de Hoeksche Waard brood en melk hebben uitgedeeld „toen de nood schier alom heerste, ’t hongerspook door Neerland sloop.”
Het enige wat Den Tuinder kon vinden, was dat de schrijver van het gedicht hoofdonderwijzer H. Redert uit Zuid-Beijerland was. Den Tuinder schakelde de media in. Het AD plaatste een oproep. Die werd gelezen door Ad van de Griend uit Zuid-Beijerland. Hoewel het in het gedicht om Van der Griend ging, herkende hij toch zijn vader Aart van de Griend in het gedicht en nam contact op. Zo kon Den Tuinder het gevonden boekje aan de zoon van de overleden verzetsheld overhandigen.
Vader Aart van de Griend moest tijdens de oorlog met zijn gezin de boerderij aan de Molendijk in Zuid-Beijerland verlaten. De Duitsers zetten gebieden langs het Haringvliet onder water om de geallieerde opmars te stoppen.
Van de Griend belandde op een boerderij aan de Zinkweg in Oud-Beijerland. Zijn koeien waren ondergebracht bij de familie Traas iets verderop. Daar was de uitvalsbasis van de zogeheten knokploeg Zinkweg. Van de Griend rolde ook in het ondergrondse werk. Hij stal brood en melk tijdens het overladen van etenswaren bij de bakkerij waar hij hielp. Dankbaarheid was zijn deel.
Blijk van dankbaarheid
Het gedicht, geschreven op 28 augustus 1946, luidt als volgt:
Toen de nood schier alom heerste.
’t Hongerspook door Neerland sloop.
Toen de mensen alles schonken.
Als slechtst voedsel was te koop.
Hebt gij door uw kloeke houding
in die somb’re donk’re nacht
aan ontelbaar vele zielen
in hun leven troost gebracht.
Want gij hebt hen steeds geholpen
die tot u zich wendde in nood.
En gij gaaft van het u geschonken
’t Grootste geschenk des Hemels: Brood.
Ook de melk, die de bezetter
voor zich had gereserveerd
schonkt gij, onvervaard voor d’ uitkomst,
(en ook zeer geraffineerd
onder d’ogen van de Duitsers)
aan de kinderen van uw volk.
Daarvoor blijven zij u dankbaar.
En ik ben hiervan hun tolk.
Als gij me vraagt: „Wie heeft toen waarlijk onbaatzuchtig
‘t volk gediend?”
Klinkt een koor van stemmen luide:
Op de Zinkweg: Van der Griend.
(Als een klein blijk van dankbaarheid ter herinnering aan de bewogen winter 1944-45.)
H. Redert